1.2 Waarom koop je dat?

Goedemorgen
  1. Binnenkomen – rustig, niet rennen of drukken 
  2. Aan tafel gaan zitten 
  3. Spullen op tafel – boek, schrift, pen en rekenmachine

1 / 21
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Goedemorgen
  1. Binnenkomen – rustig, niet rennen of drukken 
  2. Aan tafel gaan zitten 
  3. Spullen op tafel – boek, schrift, pen en rekenmachine

Slide 1 - Slide

AGENDA
  1. Huiswerkcontrole
  2. Bespreken huiswerk (tevens herhaling)
  3. Doelen van de les
  4. Uitleg
  5. Oefenen
  6. Afsluiten

Slide 2 - Slide

Vorige les (lesdoelen)
Na deze les kun je:
  • uitleggen wat het verschil is tussen basisbehoeften en overige behoeften
  • beschrijven hoe je met goederen en diensten in je behoeften kunt voorzien
  • een geldbedrag op de juiste manier noteren
  • het verschil uitleggen tussen consumeren en zelfvoorziening

Slide 3 - Slide

Huiswerk (controle + bespreking)

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Doelen van deze les
Na deze les kun je:

  • uitleggen waardoor we verschillende behoeften hebben
  • uitleggen hoe we beïnvloed worden bij onze keuzes
  • het verschil uitleggen tussen commerciële en ideële reclame
  • voorbeelden noemen van reclamemedia
  • met een percentage een getal uitrekenen

Slide 6 - Slide

Behoeften

Slide 7 - Slide

Budget
Dit is het geld waarover je kunt beschikken.

Slide 8 - Slide

Sociale beïnvloeding
De mensen met wie jij veel omgaat, zoals vrienden en familie, hebben invloed op wat je koopt.

Slide 9 - Slide

Commerciële beïnvloeding
Winkeliers en fabrikanten proberen met verkooppraatjes en reclame jou bij hen te laten kopen. ‘Commercieel’ betekent dat ze eraan willen verdienen.

Slide 10 - Slide

Reclame
  • Commerciële reclame: meer producten verkopen
  • Ideële reclame: consumenten hun gedrag laten veranderen

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Slide 13 - Video

Reclamemedium
  • Dat is een middel waarmee een reclameboodschap wordt overgebracht.

Slide 14 - Slide

Met procenten een getal berekenen
Je inkomen is €800 per maand. Daarvan moet je 22% betalen aan huur. Welk bedrag betaal je per maand aan huur?







€ 800 : 100 = € 8 x 22 = € 176

%
100
1
22
Getal
€ 800
€ 8
€ 176
: 100
x 22

Slide 15 - Slide

Rekenen met procenten
Hoe bereken je met procenten een getal?
  1. Maak van de vraag een som
  2. Maak van het percentage een decimaal getal = percentage ÷ 100
  3. Vermenigvuldig het decimale getal met het totaal

Slide 16 - Slide

Rekenen met procenten
Op een laptop van € 1.200,- krijg je 7,5% korting. Hoeveel euro korting krijg je?
  1. Maak van de vraag een som: 7,5% van 1.200 is ...
  2. Maak van het percentage een decimaal getal = percentage ÷ 100: 7,5 ÷ 100 = 0,075
  3. Vermenigvuldig het decimale getal met het totaal: 0,075 x 1.200 = € 90

Slide 17 - Slide

Rekenen met procenten
Op een spijkerbroek van € 70 krijg je 5% korting. Hoeveel euro korting is dat?
  1. Maak van de vraag een som: 5% van 70 is ...
  2. Maak van het percentage een decimaal getal = percentage ÷ 100: 5 ÷ 100 = 0,05
  3. Vermenigvuldig het decimale getal met het totaal: 0,05 x 70 = € 3,50

Slide 18 - Slide

0

Slide 19 - Video

OEFENEN
  • Maak uit je boek van paragraaf 1.2 de vragen 19 t/m 27
  • Dit is ook het huiswerk!

Slide 20 - Slide

Afsluiting
Na deze les kun je:

  • uitleggen waardoor we verschillende behoeften hebben
  • uitleggen hoe we beïnvloed worden bij onze keuzes
  • het verschil uitleggen tussen commerciële en ideële reclame
  • voorbeelden noemen van reclamemedia
  • met een percentage een getal uitrekenen

Slide 21 - Slide