2HV - Les 16

Programa
  1. Controlamos los deberes
  2. Comunicación
  3. Bezittelijk vnw
  4. Gustar
  5. Tener
  6. Deberes
1 / 14
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Programa
  1. Controlamos los deberes
  2. Comunicación
  3. Bezittelijk vnw
  4. Gustar
  5. Tener
  6. Deberes

Slide 1 - Slide

Controlamos los deberes
Voca Unidad 4 blz 107 NL-SP
1-90

Slide 2 - Slide

Los posesivos 
Wat is een  bezittelijk voornaamwoord is?

Geef een voorbeeld in het NL.
het bezittelijk voornaamwoord in het Spaans

Slide 3 - Slide

Los posesivos 
Het bezittelijk voornaamwoord in het Spaans
Enkelvoud

Mi
Tu
Su
Nuestro/ Nuestra
Vuestro / Vuestra
Su
Meervoud

Mis
Tus
Sus
Nuestros/ Nuestras
Vuestros/ Vuestras
Sus


Mijn
Jouw
Zijn/ haar/ Uw
Ons /onze
Jullie
Hun / uw

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Dus: bij gustar...
1 ... heb je een meewerkend voorwerp. (me, te, le, nos, os, les)
2... zijn er maar 2 vervoegingen : 
               GUSTA (bij enkelvoud, bij werkwoord) 
               GUSTAN ( bij meervoud, bij meerdere zaken)
3... Ontkenning (NO) komt voor het werkwoord.

Slide 6 - Slide

Ahora te toca a ti: Gustar
Nu ben jij aan de beurt!  Hoe kun je nu zeggen:
1. Mijn broer vindt eten leuk
2. Jouw zus houdt van dieren
3. Onze vader houdt van vrachtwagens
4. Zijn grootvaders houden van groente
5. Ik houd van leren

Schrijf de zinnen in het Spaans. Gebruik de geleerde voca en grammatica. 


Slide 7 - Slide

Comunicación
Blz 47, ej 6 (luisteren), 7, 8

Slide 8 - Slide

Herhaling: Tener
Yo


Él, ella, usted

Nosotros / Nosotras

Vosotros / Vosotras

Ellos, ellas ustedes


Tengo

Tienes

Tiene

Tenemos

Tenéis

Tienen

Slide 9 - Slide

Vervoeg: tener
  1. Mi hermano y yo ________ dos gatos.
  2. Los abuelos _______ una casa bonita.
  3. Mi papá________ un coche amarillo.
  4. ¿Vosotros_________ mascotas?
  5. Yo_______ catorce años. ¿Cuántos años_________ tú?





Slide 10 - Slide

Herhaling: Querer
Yo


Él, ella, usted

Nosotros / Nosotras

Vosotros / Vosotras

Ellos, ellas ustedes


Quiero

Quieres

Quiere

Queremos

Queréis

Quieren

Slide 11 - Slide

Vervoeg: querer
  1. Yo ________  comer patatas
  2. Ana y tú ________  ir de compras
  3. Pepa ________  tener buenas notas
  4. María y yo ________  vacaciones
  5. Tú ________  un dulce

Slide 12 - Slide

Trabajamos
Maak DEZE opdracht over 'ser'
Maak DEZE opdracht over 'tener'
Maak DEZE opdracht over 'bezittelijke vnw'
Maak DEZE opdracht over 'gustar'
Maak DEZE opdracht over 'gustar'


Slide 13 - Slide

Deberes
LessonUp: 
Tener vervoegen (zinnen) en
Querer vervoegen (zinnen)

Slide 14 - Slide