NL herhaling periode 3

1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Bij formeel taalgebruik...
A
Spreek je de ander aan met u
B
Gebruik je smiley's in de tekst
C
Zeg je Hoi

Slide 8 - Quiz

Informeel
Formeel
Idioot dat ze dat doen!
belachelijk
In eerste instantie was ons idee om u om hulp te vragen. 
Heb je gehoord hoe het zit?
Nou, ik dacht het niet.
Vriendelijk bedankt.

Slide 9 - Drag question

Wat is een correcte aanhef voor de mail?
A
Hoi meneer/mevrouw,
B
Beste meneer/ mevrouw,
C
Geachte meneer/ mevrouw,
D
Ha meneer/ mevrouw,

Slide 10 - Quiz

Wat is een voorbeeld van formeel taalgebruik?
A
Jo! gast fijn je weer te zien!
B
He Henk, ga je naar de winkel?
C
Bedankt voor uw mail.
D
Groetjes..

Slide 11 - Quiz

Wanneer gebruik je formeel taalgebruik?

Slide 12 - Open question

Een zakelijke email

Slide 13 - Slide

Zakelijke mail

Slide 14 - Mind map

Zakelijke email schrijven
Voor berichten aan mensen die je niet (goed) kent, zoals een stagebegeleider, een collega of een klant, gebruik je een zakelijke e-mail. Gebruik in deze e-mails formele taal

Slide 15 - Slide

Wat is een correcte slotgroet voor een zakelijke mail?
A
groetjes...
B
Met vriendelijke groet,
C
Doei...
D
Groeten,

Slide 16 - Quiz

Voordat je gaat schrijven ga je:
  • De opdracht doorlezen!
  • Bedenken wat zet je waar in je brief.
  • Denken aan de opbouw
  • Denken aan de witregels
  • Denken aan de regels van een formele brief.

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Voorbeeldzinnen per alinea

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Een mening:

  • Wat iemand ergens van vindt.
  • Het is niet controleerbaar. Je kunt het eens of oneens zijn. 
Mening

Slide 22 - Slide

Een argument:

  • Reden: waarom je iets vindt.
  • Als je een mening hebt over iets, dan moet je altijd één of meerdere argumenten noemen om overtuigend te zijn:
Ik vind de lockdown te streng, want ...
Ik vind dat kort haar mij niet staat, omdat ... 




Argument

Slide 23 - Slide

Een feit:

  • Uitspraak over iets wat waar of onwaar is.
  • Het is controleerbaar. Je kunt altijd controleren of een feitenuitspraak waar of niet waar is.  




Feit 

Slide 24 - Slide


Staat hier een feit, mening of argument?
Morgen moet ik naar de tandarts. 
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 25 - Quiz


Staat hier een feit, mening of argument?
Ik vind het raar om docenten aan te spreken met u.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 26 - Quiz


Staat hier een feit, mening of argument?
Ik vind 'The Cell' een spannende film.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 27 - Quiz


Staat hier een feit, mening of argument?
Omdat hij goede standpunten heeft.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 28 - Quiz


Staat hier een feit, mening of argument?
Nederlands is het leukste vak op school. 
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 29 - Quiz

Feit of mening?
Sleep de woorden naar de juiste plaats.
Mening
Feit
Sporten is gezond.
Lionel Messi is de fanatiekste voetballer van de wereld.
Het aantal calorieën in een Snickers is 487,8.
Ik vind turnen een gave sport.
Curio Sport College heeft alleen maar topstudenten.
Van regen word je vaak kletsnat. 

Slide 30 - Drag question