KERN les 38

VB2A
15-11-2022
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

VB2A
15-11-2022

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?
Lezen
Herhaling les 30
uitleg les 38
maken les 38

Slide 2 - Slide

Hoe vind je de persoonsvorm in de zin?

Slide 3 - Open question

Wat is een zwak werkwoord?

Slide 4 - Open question

Wat is een sterk werkwoord?

Slide 5 - Open question

Lezen
vak belangrijk bladzijde 155

Slide 6 - Slide

3 soorten werkwoorden
Zwakke werkwoorden
Sterke werkwoorden
Onregelmatige werkwoorden

Slide 7 - Slide

Persoonsvorm verleden tijd
 Zwakke werkwoorden
 In de verleden tijd blijft de klank hetzelfde

 Werkwoord zonder –en eindigt op t, k, f, s, ch of p            te(n)
 Werkwoord zonder –en eindigt op andere letter              -de(n)

 Als de ik-vorm al op een –d of –t eindigt           –dde(n) of –tte(n)

Slide 8 - Slide

Persoonsvorm verleden tijd
Bijvoorbeeld:
Ik wacht vandaag
Ik .... gisteren

wachten - en                 wacht
wacht eindigt op 't' en 't' zit in 't kofschip
Dus wachtte

Slide 9 - Slide

Persoonsvorm verleden tijd
Bijvoorbeeld:
Ik huil vandaag
Ik .... gisteren

huilen - en                 huil
Huil eindigt op 'l' en 'l' zit niet in 't kofschip 
Dus huilde 

Slide 10 - Slide

Persoonsvorm verleden tijd
 Sterke werkwoorden
 In de verleden tijd veranderen die van klank

Wrijven                 wreven 
Schrijven            schreven
Schuiven             schoven

Slide 11 - Slide

Persoonsvorm verleden tijd
 Onregelmatige werkwoorden
 In de verleden tijd volgen zij de regels niet.

Hebben, zullen, zijn, willen, kunnen en mogen

Slide 12 - Slide

Het werkwoord 'zingen' is een..... werkwoord
A
sterk
B
zwak
C
onregelmatig

Slide 13 - Quiz

Het werkwoord 'zoenen' is een..... werkwoord
A
sterk
B
zwak
C
onregelmatig

Slide 14 - Quiz

Het werkwoord 'hebben' is een..... werkwoord
A
sterk
B
zwak
C
onregelmatig

Slide 15 - Quiz

Het werkwoord 'vliegen' is een..... werkwoord
A
sterk
B
zwak
C
onregelmatig

Slide 16 - Quiz

Hoe schrijf je deze persoonsvorm in de verleden tijd: 'Zij ... (wachten) heel lang'

Slide 17 - Open question

Hoe schrijf je deze persoonsvorm in de verleden tijd: 'Ze (krabben) de sticker eraf'

Slide 18 - Open question

Hoe schrijf je deze persoonsvorm in de verleden tijd: 'Wij ... (zeuren) over de saaie film'

Slide 19 - Open question

Woorden van de les
De fase: Een bepaalde tijd waarin iets gebeurt of verandert 
De concentratie: De aandacht bij één ding houden
Indruk maken: Als iets invloed op je heeft
Naast zich neerleggen: Je ergens niets van aantrekken
Gissen:  Raden
De gruwelijkheid: Iets wat heel akelig en naar is

Slide 20 - Slide

Maken
Les 38, opdracht 1 t/m 10 
Klaar? Nakijken

Slide 21 - Slide