M4 TEKSTVERBANDEN / week 10


TEKSTVERBANDEN EN SIGNAALWOORDEN
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson


TEKSTVERBANDEN EN SIGNAALWOORDEN

Slide 1 - Slide

LEERDOELEN TEKSTVERBANDEN

Het leerdoel is dat je tekstverbanden kunt herkennen in teksten en dat je zelf ook tekstverbanden kunt aanbrengen in teksten die je schrijft. 
Je leert tekstverbanden vooral goed te herkennen door er veel mee te oefenen en signaalwoorden te leren.

Slide 2 - Slide

TEKSTVERBAND = TEKSTRELATIE
Een schrijver brengt samenhang aan in zijn tekst .Dat doet hij door tekstverbanden of tekstrelaties aan te brengen. Op het eindexamen kan er gevraagd worden naar zo'n verband.

Een tekstverband of tekstrelatie wordt duidelijk door een 
signaalwoord.

Slide 3 - Slide

Welke signaalwoorden ken je al?
Signaalwoorden

Slide 4 - Mind map

                                                   Wat weet je al?
     Sleep de signaalwoorden naar het juiste tekstverband. Het is niet gelijk verdeeld.
Tegenstelling
Voorbeeld
Opsomming
neem nou
ten slotte
en
verder
toch
denk aan
onder andere
tegenover

Slide 5 - Drag question

Een signaalwoord zegt de lezer iets: 

maar >> tegenstelling
ten eerste >> opsomming
daardoor >> oorzaak/gevolg
omdat >> reden
dus >> conclusie

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

LEES NU DE TEKST OP DE VOLGENDE SLIDE AANDACHTIG.
DAARNA VOLGEN ER VRAGEN

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Wat geeft 'EN' (alinea 1)aan?

A
voorbeeld
B
opsomming

Slide 10 - Quiz

Wat geeft 'MAAR' (alinea 1) aan?
A
tegenstelling
B
samenvatting

Slide 11 - Quiz

Wat geeft 'WANT' (alinea 2) aan?
A
voorwaarde
B
reden

Slide 12 - Quiz

Wat geeft 'OOK' (alinea 2
A
opsomming
B
voorbeeld

Slide 13 - Quiz

Wat geeft 'MAAR' (alinea 2) aan?
A
tegenstelling
B
verklaring

Slide 14 - Quiz

Wat geeft 'DESONDANKS' (alinea 2) aan?
A
samenvatting
B
tegenstelling

Slide 15 - Quiz

Wat geeft 'ZO' (alinea 3) aan?
A
toelichting
B
voorbeeld

Slide 16 - Quiz

Wat geeft 'IN PLAATS VAN (alinea 3) aan?
A
tegenstelling
B
conclusie

Slide 17 - Quiz

Wat geeft 'EN' (alinea 4) aan?
A
tijd
B
opsomming

Slide 18 - Quiz

Wat geeft 'MAAR' (alinea 4) aan?
A
tegenstelling
B
reden

Slide 19 - Quiz

LEES NU 
HET SCHEMA
OP BLADZIJDE  46
VAN DE EXAMENBUNDEL.

MAAK DAARNA OPDRACHT 16 OP BLADZIJDE 47.

Slide 20 - Slide

ANTWOORD VRAAG 16   A
In alinea 2 lees je: 
Satellieten die niet meer werken, blijven nu tientallen jaren rondzweven, exploderen of vallen van ouderdom uit elkaar. (R. 32-35) // En dan praten we hier nog nog niet over het natuurlijke ruimte puin zoals meteorieten en kometen. (R.39-41
In alinea 3 lees je:
Ruimte-afval ontstaat niet alleen door botsingen (...) Soms exploderen restjes brandstof of batterijen in afgedankte satellieten. Ook zweven bijvoorbeeld afgestoten raketdelen  door de ruimte. (R.42-47)

Slide 21 - Slide

Schrijf één ding op wat je deze les hebt geleerd en niet meer vergeet.

Slide 22 - Open question