Signaalwoorden en tekstverbanden (uit §2.2 + §3.2)
Dit uur: uitleg en samen een opdracht maken
Vanmiddag: zelfstandig aan de slag in het boek
Aan het einde van de les: herken je signaalwoorden in een tekst en kun je het bijbehorende tekstverband benoemen.
Slide 2 - Slide
Kennen voor de toets:
Tekstverband
Signaalwoorden
Opsomming
Ten eerste, ook, bovendien, verder
Tegenstelling
Maar, daarentegen, toch, echter, integendeel
Volgorde
Eerste, dan, daarna, vervolgens, ten slotte
Tijd
Voordat, terwijl, tijdens, alvast, later
Voorbeeld
Bijvoorbeeld, een voorbeeld hiervan is, zo, zoals
Reden
Want, omdat, daarom, vanwege, immers, namelijk
Slide 3 - Slide
Tijd
Slide 4 - Slide
Tijd
Je hebt drie mogelijkheden met tijd:
1. .....
2. .....
3. .....
Slide 5 - Slide
Tijd
Je hebt drie mogelijkheden met tijd:
1. ervoor
2. tegelijkertijd
3. erna
Slide 6 - Slide
Tijd
1. Terwijl ik de aardappels schil, kookt Manuel de groenten.
2. Er was iemand binnengekomen nadat het licht was uitgegaan.
3. Ik koop nooit iets voordat ik weet wat het kost.
Slide 7 - Slide
Tijd
1. Terwijl ik de aardappels schil, kookt Manuel de groenten.
2. Er was iemand binnengekomen nadat het licht was
uitgegaan.
3. Ik koop nooit iets voordat ik weet wat het kost.
Slide 8 - Slide
Tijd
1. Terwijl ik de aardappels schil, kookt Manuel de groenten.
2. Er was iemand binnengekomen nadat het licht was
uitgegaan.
3. Ik koop nooit iets voordat ik weet wat het kost.
Slide 9 - Slide
Tijd
1. Terwijl ik de aardappels schil, kookt Manuel de groenten.
2. Er was iemand binnengekomen nadat het licht was
uitgegaan.
3. Ik koop nooit iets voordat ik weet wat het kost.
Slide 10 - Slide
Volgorde
Slide 11 - Slide
Volgorde
Bij bepaalde zaken kun je aangeven in welke volgorde
het gebeurt.
Slide 12 - Slide
Volgorde
1. Als mijn wekker gaat ga ik altijd eerst douchen.
2. Vervolgens ga ik ontbijten en ten slotte pak ik mijn tas in.
Slide 13 - Slide
Volgorde
1. Als mijn wekker gaat ga ik altijd eerst douchen.
2. Vervolgens ga ik ontbijten en ten slotte pak ik mijn tas in.
Slide 14 - Slide
Volgorde
1. Als mijn wekker gaat ga ik altijd eerst douchen.
2. Vervolgens ga ik ontbijten en ten slotte pak ik mijn tas in.
Slide 15 - Slide
Tegenstelling
Slide 16 - Slide
Tegenstelling
Er wordt iets gezegd en daarna wordt het tegenovergestelde van datgene gezegd.
Slide 17 - Slide
Tegenstelling
1. Hoewel Buienradar regen voorspeld had, bleef het droog.
2. Zij gaat altijd naar het strand, maar hij gaat liever wandelen in
de bergen.
Slide 18 - Slide
Tegenstelling
1. Hoewel Buienradar regen voorspeld had, bleef het droog.
2. Zij gaat altijd naar het strand, maar hij gaat liever wandelen in
de bergen.
Slide 19 - Slide
Tegenstelling
1. Hoewel Buienradar regen voorspeld had, bleef het droog.
2. Zij gaat altijd naar het strand, maar hij gaat liever wandelen in
de bergen.
Slide 20 - Slide
Voorbeeld
Slide 21 - Slide
Voorbeeldgevend
Bij iets wat je zegt of schrijft, kun je een voorbeeld geven.
Slide 22 - Slide
Voorbeeldgevend
1. Er zijn allerlei dingen die je voor zieke mensen kunt doen,
bijvoorbeeld de hond uitlaten.
2. Een tegenstelling kun je aangeven met signaalwoorden, zoals maar, toch en hoewel.
Slide 23 - Slide
Voorbeeldgevend
1. Er zijn allerlei dingen die je voor zieke mensen kunt doen,
bijvoorbeeld de hond uitlaten.
2. Een tegenstelling kun je aangeven met signaalwoorden, zoals maar, toch en hoewel.
Slide 24 - Slide
Voorbeeldgevend
1. Er zijn allerlei dingen die je voor zieke mensen kunt doen,
bijvoorbeeld de hond uitlaten.
2. Een tegenstelling kun je aangeven met signaalwoorden, zoals maar, toch en hoewel.
Slide 25 - Slide
Reden
Slide 26 - Slide
Reden
Een verklaring waarom iets is zoals het is (toestand) of waarom iets gebeurt (gebeurtenis).
Slide 27 - Slide
Reden
1. Mensen doen aan wedstrijdsport, omdat ze graag willen
winnen.
2. Vanwege de zware sneeuwval zijn verschillende bergpassen
in de Oostenrijkse Alpen afgesloten.
Slide 28 - Slide
Reden
1. Mensen doen aan wedstrijdsport, omdat ze graag willen
winnen.
2. Vanwege de zware sneeuwval zijn verschillende bergpassen
in de Oostenrijkse Alpen afgesloten.
Slide 29 - Slide
Reden
1. Mensen doen aan wedstrijdsport, omdat ze graag willen
winnen.
2. Vanwege de zware sneeuwval zijn verschillende bergpassen
in de Oostenrijkse Alpen afgesloten.
Slide 30 - Slide
Opsomming
Slide 31 - Slide
Opsomming
Woorden, groepjes woorden of zinnen worden aaneengeschakeld.
Slide 32 - Slide
Opsomming
1. Ben jij zo iemand die rood haar en ontelbare sproeten heeft?
2. Epke Zonderland won op de Olympische Zomerspelen in 2012 in Londen goud op de rekstok. Niet alleen die prestatie maakt hem speciaal. Hij is ook een sympathieke jongen. Daarnaast is hij heel erg beleefd.
Slide 33 - Slide
Opsomming
1. Ben jij zo iemand die rood haar en ontelbare sproeten heeft?
2. Epke Zonderland won op de Olympische Zomerspelen in 2012 in Londen goud op de rekstok. Niet alleen die prestatie maakt hem speciaal. Hij is ook een sympathieke jongen. Daarnaast is hij heel erg beleefd.
Slide 34 - Slide
Opsomming
1. Ben jij zo iemand die rood haar en ontelbare sproeten heeft?
2. Epke Zonderland won op de Olympische Zomerspelen in 2012 in Londen goud op de rekstok. Niet alleen die prestatie maakt hem speciaal. Hij is ook een sympathieke jongen. Daarnaast is hij heel erg beleefd.
Slide 35 - Slide
Welke is nog lastig?
Tijd
Volgorde
Tegenstelling
Voorbeeld
Reden
Opsomming
Slide 36 - Slide
Zelfstandig aan de slag in je boek
§2.2 (blz. 58) opdracht 11 en 12
Klaar? Steek je vinger op, dan kom ik je werk checken...
Als ik akkoord geef, dan mag je alvast pauze gaan houden.