Regels 'geen':
1 'geen' komt voor een zelfstandig naamwoord/ noun zonder artikel: (de, het, die, dit, dat, deze)
2 'geen' komt voor een zelfstandig naamwoord/ noun met 'een'.
Let op:
Normale zin Negatie
Ik moet een rekening betalen Ik hoef geen rekening te betalen
Jij moet een nieuw boek kopen Jij hoeft geen nieuw boek te kopen
Examples:
B: 1, 2, 5, 8, 9, 12, 14
A: 2, 3, 7, 8, 10, 13, 14