Hoofdstuk 8 en 9 les 1 november

Dinsdag 1 november 2022

Spreekwoord: Achter de wolken schijnt de zon'.










https://quizlet.com/24516711/hoofdstuk-8-nederlands-in-gang-flash-cards/







Homework/ Huiswerk
Leer / Learn woordenlijst 8.2 blz. 111 en 112


https://quizlet.com/24516711/hoofdstuk-8-nederlands-in-gang-flash-cards/







1 / 22
next
Slide 1: Slide
NT2HBOStudiejaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Dinsdag 1 november 2022

Spreekwoord: Achter de wolken schijnt de zon'.










https://quizlet.com/24516711/hoofdstuk-8-nederlands-in-gang-flash-cards/







Homework/ Huiswerk
Leer / Learn woordenlijst 8.2 blz. 111 en 112


https://quizlet.com/24516711/hoofdstuk-8-nederlands-in-gang-flash-cards/







Slide 1 - Slide

                         Antwoorden opdracht 1 blz. 112 en 113
1 Ze is bij de makelaar. Ze is op zoek naar een nieuwe woning.
2 Nee, ze heeft geen idee.
3 In een oude buurt.
4 Nee niet in het centrum maar er niet ver vanaf.
5 35 vierkante meter. 
6 3 kamers. 
7 Nee. 
8 Ze gebruiken geen bad.
9 Een woning met meubels.
10 Bovenwoning = boven, gemeubileerd, geen tuin, minder duur
Benedenwoning = beneden, zonder meubels, tuin, duurder
11 Weten ze nog niet

Slide 2 - Slide

Antwoorden/ opdracht 7 bladzijde 118
in                                                                             met
voor                                                                         voor
voor
op
op 
met
op
van
bij
van 
op
In
met
voor
met


Slide 3 - Slide

Antwoorden opdracht 11 bladzijde 121






1 Nu: rood met witte stippen
Vroeger: blauw, wit en grijs

2 Anne:  Rood met wit
Vader en broertje: Paars

3 wc, rokjes, bloezen, broeken, jurk uit Spanje, slaapkamer van Anne, toiletrolhouder

Slide 4 - Slide

Hoofdstuk 9: 'Bij de huisarts' bladzijde 129
Samen lezen/ Read together


Opdracht 1 bladzijde 128 
1 waarom - huisarts: Waarom is meneer Smit bij de huisarts?
2 waar - bultjes
3 Hoelang - klachten
4 Wat - gedaan?
5 Wat - gegeten
6 Wat - geeft
7 Waarom - zalf




timer
5:00

Slide 5 - Slide

Dialoog huisarts en de patient opdracht 2 bladzijde 130

Spreekopdracht:
Geef antwoord op de volgende vragen van de huisarts.

1 Wat is er aan de hand?
2 Waar hebt u pijn?
3 Hebt u koorts?
4 Wanneer zijn de klachten begonnen?

Slide 6 - Slide

Opdracht 3 bladzijde 130.
Welk dagdeel hoort bij de volgende zinnen? De markt is elke dag. Hij begint om 8.00 uur.
A
gisterochtend
B
vanochtend
C
morgenochtend
D
's ochtends

Slide 7 - Quiz

Ik wil dit even met mijn vriend overleggen. Ik bel u morgen om 12:00 uur.
A
gistermiddag
B
vanmiddag
C
morgenmiddag
D
's middags

Slide 8 - Quiz

Jasper was gisteren met Christine in een restaurant. Hij was om 23:00 uur thuis.
A
Gisteravond
B
Gisternacht
C
's avonds
D
vananvond

Slide 9 - Quiz

Na 18:00 uur moet u niet dit nummer bellen maar een ander telefoonnummer.
A
gistermiddag
B
gisteravond
C
's middags
D
's avonds

Slide 10 - Quiz

Ik heb vandaag cursus van 14:00 uur tot 17:00 uur.
A
gistermiddag
B
vanmiddag
C
morgenmiddag
D
's middags

Slide 11 - Quiz

Ik heb niet goed geslapen
A
gisternacht
B
vannacht
C
gisteravond
D
's nachts

Slide 12 - Quiz

Ik had gisteren van 12.00 uur tot 18.00 uur vrij. Vandaag werk ik weer de hele dag.
A
gisterochtend
B
gistermiddag
C
gisteravond
D
gisternacht

Slide 13 - Quiz

Vandaag werkt Jennifer niet. U kunt haar morgen om 9.00 uur weer bellen.
A
gisterochtend
B
vanochtend
C
morgenochtend
D
's ochtends

Slide 14 - Quiz

Perfectum bladzijde 131
hebben/ zijn + participium van een werkwoord.
                      
                     Regelmatige werkwoorden

Hebben = to have + past participle                                          
ik heb gewoond   
jij/ u hebt geprobeerd
hij/ zij/ het heeft gemaakt
wij hebben gefietst
jullie hebben gespeeld
zij hebben betaald

Slide 15 - Slide

zijn = to be + past participle

Onregelmatige werkwoorden

ik ben geweest
jij/ u bent gegaan
hij/ zij/ (het) is gebleven
wij zijn gekomen
jullie zijn gekomen
zij zijn begonnen

Slide 16 - Slide

Wanneer gebruik je in de perfectum hebben of zijn?

Regels:
- Bij de meeste werkwoorden gebruik je 'hebben'
- 'Zijn' gebruik je bij de werkwoorden aankomen, beginnen, blijven, gaan, gebeuren, komen, worden en zijn.

Let op!
'Hebben' gebruik je bij werkwoorden van beweging.
Ik heb een heel eind gefietst.
'Zijn' gebruik je als het om een richting gaat.
Ik ben helemaal naar Groningen gefietst.

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

Hoe maak je de perfectum?

Onderwerp - hulp werkwoord - voltooid deelwoord
ik/ jij               - hebben/zijn         - ge-/ ver- be-

Jij                        hebt                        gespeeld
hij                       heeft                        betaald
wij                      hebben                   verteld
zij                        hebben                   gebruikt

Slide 19 - Slide

Wanneer krijgt het participum  een -t en wanneer krijgt het een -d bij regelmatige werkwoorden?

Als de stam van een werkwoord eindigt op s, f, t, k, ch of p dan een:   -t ( Soft ketchup)

Anders schrijf je een -d

Examples: -t of -d?
ruilen = ruil. De laatste letter is een -l. De -l zit niet in soft ketchup dus een -d.
gebruiken = gebruik. De laatste letter is een -k. De -k zit wel in soft ketchup dus een -t









Slide 20 - Slide

Maak opdracht 4  bladzijde 132  

Maak opdracht 5 bladzijde 132
Volg het volgende stappenplan van de werkwoorden van opdracht 5 bladzijde 132.
spelen-wensen-stoppen-proeven-halen-krabben-wonen-vertellen-gebruiken-betalen.
Zin 1:
1 noteer het hele werkwoord = spelen
2 Maak de stam (de ik-vorm) = speel 
3 Komt de letter voor in Soft Ketchup?
4  Ja dan schrijf je een -t
     Nee dan schrijf je een -d = gespeeld

timer
2:00

Slide 21 - Slide

Huiswerk voor 8 november:

Leren woordenlijst 9.2 bladzijde 127
(Gebruik quizlet om te leren)

Maken opdracht: 5 en 7 bladzijde 132, 133, 134

Veel succes! 

Achter de wolken schijnt de zon:)

Slide 22 - Slide