Bespreken toets Hoofdstuk 1

Bespreken toets hoofdstuk 1
1 / 30
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Bespreken toets hoofdstuk 1

Slide 1 - Slide

Deze les: 
  • Uitleggen hoe we de toets gaan bespreken.
  • bespreken van de toets
  • ruimte voor vragen.
  • introductieopdracht H2

Slide 2 - Slide

Aan het einde van deze les...
  • Weet je wat je goed en minder goed gedaan hebt op de toets.
  • Weet je hoe je bepaalde vragen de volgende keer anders kunt aanpakken.
  • Kun je uitleggen waar hoofdstuk 2 over gaat.

Slide 3 - Slide

Uitleg bespreken toets
  • Evaluatie vragen in lessonUp
  • Tijdens het bespreken geen vragen stellen, zet een pijltje met een andere kleur bij een vraag waar je iets over te vragen hebt. Na het bespreken loop ik langs.

Slide 4 - Slide

Dit heb ik gedaan om me voor te bereiden op de toets.

Slide 5 - Open question

Dit vind ik van mijn cijfer (past het bij je verwachtingen?)

Slide 6 - Open question

Hoe zat het ook alweer... RTTI?
R= reproductie, dit is je leerwerk
T1= toepassing van je kennis in situaties zoals je ze eerder in de les hebt gezien.
T2= toepassing op nieuwe situaties (moeilijker)
I = Inzicht

Slide 7 - Slide

Bespreken toets:
- We gaan zo de toets klassikaal bespreken.
- Heb je een vraag of opmerking over je toets? Zet er dan een streepje of pijltje bij na de bespreking loop ik langs om vragen te beantwoorden.

Slide 8 - Slide

Opdracht 1: (R/ 4p)
Geef een definitie van de volgende vier begrippen. Noteer eerst het begrip op je blad.
- Landbouwrevolutie : Het ontstaan van de landbouw, ongeveer 10.000 v.Chr. , in het nabije Oosten.
- Farao: De leider van het oude Egypte, hij bepaalde de wetten in het land.
- Nomaden
:
Mensen zonder vaste woonplaats, die rondtrekken van kamp naar kamp.
- Ambtenaren:
Mensen die werken in diest van de overheid.
per goed antwoord 1 punt

Slide 9 - Slide

Opdracht 2: (T2/ 3 punten) 
Bekijk de bronnen 1, 2 en 3.
Geef bij elke bron aan of het gaat om een primaire of een secundaire bron, leg telkens je antwoord uit.

per goed antwoord 1 punt, wanneer de uitleg mist gaat er een punt vanaf.

Slide 10 - Slide

bron 1 is een primaire bron deze bron komt uit de tijd van de oude Egyptenaren en is dus gemaakt in de tijd waarover hij informatie geeft.

 1 punt

Slide 11 - Slide

Bron 2 is een secundaire bron de bron is niet gemaakt in de tijd waarover het informatie geeft maar deze bron is later gemaakt. 

1 punt

Slide 12 - Slide

Bron 3 is een primaire bron de bron is gemaakt in de tijd waar de bron informatie over geeft.

1 punt

Slide 13 - Slide

opdracht 3 (T1/ 3p)
Bekijk de bronnen 1,2 en 3 nog een keer.
Geef bij elke bron aan of het gaat om een geschreven of een ongeschreven bron, leg telkens je antwoord uit.


per goed antwoord 1 punt, wanneer de uitleg mist gaat er een punt vanaf.

Slide 14 - Slide

bron 1 is een ongeschreven bron,  het dodenmasker bevat geen schrifttekens.

 1 punt

Slide 15 - Slide

Bron 2 is een geschreven bron de bron is een tekst en bevat dus schrifttekens. 

1 punt

Slide 16 - Slide

Bron 3 is een ongeschreven bron de bron bevat geen schrifttekens.

1 punt

Slide 17 - Slide

Opdracht 4: (T2/ 1 punt)
Stelling 1: De landbouwrevolutie voltrok zich in korte tijd, in het jaar 10.000 v. Chr.
Stelling 2: Met de uitvinding van het schrift komt er een einde aan de prehistorie.

Kies het juiste antwoord.

A. Stelling 1 is goed, stelling 2 is fout.
B. Stelling 1 is fout, stelling 2 is goed.
C. Stelling 1 en 2 zijn allebei goed.
D. D. Stelling 1 en 2 zijn allebei fout.

Slide 18 - Slide

Opdracht 5: (R/ 1p)
Kies het juiste antwoord. De prehistorie is:

A. de periode voor het begin van onze jaartelling.
B. de periode na het begin van onze jaartelling.
C. de periode voor er mensen leefden.
D. de periode die begint wanneer er mensen in een gebied leven.
E. de periode voor de uitvinding van het schrift.
F. de periode na de uitvinding van het schrift.

Slide 19 - Slide

Opdracht 6: (T1) (2 p)
Kies de juiste antwoorden. Voorbeelden van ongeschreven historische bronnen zijn:

A. Een dagboek van iemand die in de zestiende eeuw leefde.
B. De resten van een hut uit de prehistorie.
C. De helm van een soldaat die in de Tweede Wereldoorlog is omgekomen.
D. Ötzi de ijsmummie
E. Een rivier die al duizenden jaren door Nederland stroomt.

3 goed = 2 punten, 1-2 goed = 1 punt

Slide 20 - Slide

Opdracht 7: (I / 2p)
Bekijk bron 4.
Leg uit dat deze bron laat zien dat er in Egypte veel verschillen in rijkdom en aanzien waren.

Deze bron laat de samenleving in Egypte zien. Mensen de bovenaan staan zijn belangrijk en hebben veel aanzien en rijkdom. Mensen onderin zijn onbelangrijk, zij hebben weinig tot geen aanzien en zijn ook niet rijk.  

Slide 21 - Slide

Opdracht 8: (I/2 punten)
Bekijk bron 5
Wat is het belangrijkste middel van bestaan van de groep mensen die je ziet op de afbeelding? Leg je antwoord uit.

Jagen/ vissen zijn de belangrijkste middelen van bestaan op deze afbeelding. Je ziet mensen met een speer met konijnen eraan, er zitten mensen in een boot met een soort net en een pijl en boog.

1 punt voor middel(en) van bestaan,  1 punt voor de uitleg

Slide 22 - Slide

Opdracht 9: (T2/ 2 p)
Bekijk bron 5 nog een keer
Welk begrip past het beste bij bron 5? Leg je antwoord uit en verwerk in je antwoord twee beeldkenmerken

Het begrip dat het beste bij deze afbeelding past is het begrip : jager-verzamelaar, je ziet op de afbeelding kleine hutjes, je ziet mensen jagen en vissen, de mensen hebben weinig spullen. Hieruit kun je de conclusie trekken dat het jager-verzamelaars zijn.

1 punt voor het begrip, 1 punt voor de uitleg aan de hand van beeldkenmerken.

Slide 23 - Slide

Opdracht 10: (T1 / 2 p)
De landbouwrevolutie had grote gevolgen voor de levenswijze van de mensen. Welke van de onderstaande begrippen horen specifiek bij de tijd die kwam na de landbouwrevolutie? Noteer alleen de letters.

A. Ploeg
B. Pijl en boog
C. Grotschilderingen
D. Aardewerk
E. Dorpen
F. Veestal
G. Nomaden

4 goed = 2 punten
2-3 goed= 1 punt

Slide 24 - Slide

Opdracht 11: (T1 / 2p)  
Bekijk bron 6
Welk begrip uit het hoofdstuk past het beste bij deze afbeelding? Leg je antwoord uit met voorbeelden uit de afbeelding.

Deze afbeelding past het beste bij het begrip irrigatielandbouw, je ziet kanaaltjes en mensen die op het land werken. 

1 punt voor het begrip, 1 punt voor de uitleg.

Slide 25 - Slide

Opdracht 12 : (I / 2p) 
Bekijk bron 7
Noem drie elementen uit de bron die aantonen dat we hier met een stedelijke samenleving te doen hebben. 
Je ziet op de afbeelding een tempel, je ziet veel mensen bij elkaar en je ziet mensen die handelen met elkaar. Hieruit kun je opmaken dat deze afbeelding gaat over een stedelijke samenleving.

Slide 26 - Slide

punten en cijfer
In totaal kun je voor deze toets 26 punten halen.


cijfer uitrekenen: punten die je gehaald hebt / 26 x 9+1 = je cijfer.

Slide 27 - Slide

Wat ga je de volgende keer anders doen? (denk aan de voorbereiding of tijdens het maken van de toets.)

Slide 28 - Open question

Wat heb je nodig van mij (tijdens de lessen) om een goed/ of nog beter cijfer te halen?

Slide 29 - Open question

Aan de slag
blader door hoofdstuk 2 en zoek op internet informatie over de oude Grieken, verwerk deze informatie in een mindmap in de app Simplemind+

Slide 30 - Slide