Gebruik de zes uitspraken (A-F). Noteer de letters van de
vier juiste uitspraken.
A De prehistorie is de eerste historische periode.
B Een kenmerkend aspect van het eerste tijdvak is de levenswijze van jager-verzamelaars.
C Een kenmerkend aspect van het eerste tijdvak is het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen.
D In Egypte ging het slecht met de landbouw omdat het weinig regende.
E Tot de landbouwrevolutie leefden alle mensen in een landbouwsamenleving.
F We verdelen het verleden in tien tijdvakken en vijf soorten samenlevingen.
4 goed = 2 punten, 2-3 goed= 1punt