examentraining A1-A2 les 3

9 maart 14.00 - 15.00
Schrijfexamen in de collegezaal
pen meenemen!!
woordenboek krijg je op school

1 / 17
next
Slide 1: Slide
SpaansMBOStudiejaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

9 maart 14.00 - 15.00
Schrijfexamen in de collegezaal
pen meenemen!!
woordenboek krijg je op school

Slide 1 - Slide

semana 2.2       hoy es miércoles
programa de hoy
anuncio (ayer)
tener que + heel werkwoord = moeten
hay que 

lista de comprobación


Slide 2 - Slide

Tener + que + heel  werkwoord
= moeten

Slide 3 - Slide

Tener que + infinitivo

Slide 4 - Slide

Cogemos el móvil...
y buscamos el lessonUp-app

Slide 5 - Slide

Vervoeg: (tú) TENER QUE

Slide 6 - Open question

Usted __________ dormir.
(tener que)

Slide 7 - Open question

TENER QUE
Kies de juiste vervoeging
Ella (tener que)_______
A
tienes que
B
tienen que
C
tenéis que
D
tiene que

Slide 8 - Quiz

TENER QUE
Kies de juiste vervoeging
tú (tener que)_______ comprar fruta.
A
tienen que
B
tene que
C
tiene que
D
tienes que

Slide 9 - Quiz

TENER QUE
Kies de juiste vervoeging
¡Tú (tener que)_______ estudiar más!
A
tienen que
B
tene que
C
tiene que
D
tienes que

Slide 10 - Quiz

TENER QUE
Kies de juiste vervoeging
Mis padres (tener que)_______ vender la casa.
A
tienen que
B
tiene que
C
tenéis que
D
tenáis que

Slide 11 - Quiz

TENER QUE
Kies de juiste vervoeging
Nosotros (tener que)_______
A
temos que
B
tenemos que
C
tenéis que
D
tienen que

Slide 12 - Quiz

TENER QUE
Kies de juiste vervoeging
Yo (tener que)_______ viajar en avión.
A
tengo
B
tengo que
C
tiene que
D
tenemos que

Slide 13 - Quiz

DUS: Tener que + infinitief
Wat betekent tener?


Moeten = tener + que + infinitief
tener
tengo
tienes
tiene
tenemos
tenéis
tienen

Slide 14 - Slide

maken opdracht 2
toelichting

Slide 15 - Slide

Opdracht 2: 
lista de comprobación = checklist
comprobar (ue) = checken
Situatiebeschrijving:
Je werkt sinds enkele weken in een klein hotel in Spanje. Je moest vandaag de toiletruimtes van de begane grond en de eerste verdieping schoonmaken. Je vult de "lista de comprobación" in met de volgende gegevens.  
 

Slide 16 - Slide

Opdracht 2
1 Je vult de datum in waarop je de handelingen gedaan hebt
2 Je schrijft op hoe laat je begonnen bent met schoonmaken: 10.00 uur.
3 Vul je naam in op de juiste plaats
4 Je vinkt aan welke ruimtes je gepoetst hebt: toiletruimte
5 Je vinkt aan welke werkzaamheden je hebt uitgevoerd: dweilen en spiegels schoongemaakt
6 Je geeft aan : 2 uur
7 Je schrijft: het schoonmaakmiddel is op (er is geen schoonmaakmiddel)
8 Je schrijft: De toiletruimte boven moet ik nog schoonmaken maar er is geen sleutel van de ruimte
9 Je vraagt: wil jij de toiletten schoonmaken?
10 Je bedankt je collega.

Slide 17 - Slide