Semana 24 Unidad 5 lección 3

Buenos días
1 / 31
next
Slide 1: Slide
SpaansWOStudiejaar 2

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Buenos días

Slide 1 - Slide

      Hoy es jueves
WAT HEBBEN DEZE AFBELDINGEN TE MAKEN MET ONZE LES?

Slide 2 - Slide

En la clase de hoy:
Leerdoel:
LEREN DE VERSCHILLENDE MANIEREN IN HET SPAANS OM VERPLICHTING UIT TE DRUKKEN.
Programa de hoy:
  • Het gebruik van  Hay que + heel werkwoord 
  • Het gebruik van Tener que + heel werkwoord
  • Het gebruik van Deber + heel werkwoord  
  • Het gebruik van Es obligatorio + heel werkwoord 


Slide 3 - Slide

Necesitas el portátil (laptop) om de les te starten via LessonUp.

Slide 4 - Slide

Tener que + heel  werkwoord
= moeten

Slide 5 - Slide

Tener que + infinitivo

Slide 6 - Slide

tener QUE + w.w.
No tengo que tomar bebidas alcohólicas cuando conduzco.
Tienes que lavar las verduras antes de cortarlas.
Mañana tenemos que comprar carne.
Tienes que comer frutas, es una costumbre sana.
No tienen que usar muchos condimentos.

Slide 7 - Slide

DUS: Tener que + infinitief
Wat betekent tener?


Moeten = tener + que + infinitief
*Een verplichting of noodzaak die wel aan personen gebonden is
bijvoorbeeld:

tener
tengo
tienes
tiene
tenemos
tenéis
tienen
Leerdoel: vertellen wat je nog moet doen.

Slide 8 - Slide

HAY QUE + INFINITIVO
Iets wat moet gebeuren in de onpersoonlijke vorm
bijvoorbeeld:

En clase hay que hablar español.
Hay que tener paciencia con mayores.
Yo hay que trabajar más.
 Hay que hacer deporte.

Slide 9 - Slide

Hay que + infintief
Je gebruikt hay que + infinitief
 als je in het Nederlands zou 
zeggen "men moet" of "je moet". 
Wanneer het dus algemeen bedoeld is .
Leerdoel: vertellen wat  je nog moet doen

Slide 10 - Slide

hay QUE + w.w.
No hay que tomar bebidas alcohólicas si conduces.
Hay que lavar las verduras antes de cortarlas.
Mañana hay que comprar carne.
Hay que comer frutas, es una costumbre sana.
No hay que usar muchos condimentos.

Slide 11 - Slide

DEBER + INFINITIVO
Om raad of advies te geven aan iemand, een redelijke verplichting,
bijvoorbeeld:

Debes visitar a tu amigo en el hospital.
Debes memorizar las palabras del vocabulario.

Slide 12 - Slide

Instrucción
Deber + werkwoord

Deber + werkwoord

* Raad of advies

* Moeten/ behoren

* Si tienes sueño, debes dormir más.

Slide 13 - Slide

Iets verplichten
Hay que + inf 

Deber + inf 

Tener que + inf

Es obligatorio + inf

Slide 14 - Slide

Als iets verplicht is gebruik je..
A
yo permito
B
Hay que
C
permitido
D
Es obligatorio

Slide 15 - Quiz

Vervoeg: (tú) TENER QUE
timer
0:45

Slide 16 - Open question

TENER QUE
Kies de juiste vervoeging
Nosotros (tener que)_______
A
temos que
B
tenemos que
C
tenéis que
D
tienen que

Slide 17 - Quiz

Usted __________ dormir.
(tener que)
timer
0:45

Slide 18 - Open question

TENER QUE
Kies de juiste vervoeging
Ella (tener que)_______
A
tienes que
B
tienen que
C
tenéis que
D
tiene que

Slide 19 - Quiz

TENER QUE
Kies de juiste vervoeging
tú (tener que)_______ comprar fruta.
A
tienen que
B
tene que
C
tiene que
D
tienes que

Slide 20 - Quiz

TENER QUE
Kies de juiste vervoeging
Mis padres (tener que)_______ vender la casa.
A
tienen que
B
tiene que
C
tenéis que
D
tenáis que

Slide 21 - Quiz

TENER QUE
Kies de juiste vervoeging
Yo (tener que)_______ viajar en avión.
A
tengo
B
tengo que
C
tiene que
D
tenemos que

Slide 22 - Quiz

Welke zin klopt
A
Nosotros hay que estudiar mucho
B
Nosotros tenemos que estudiar mucho
C
Tener que nosotros estudiar mucho
D
Hay que tenemos estudiar mucho

Slide 23 - Quiz

hay que/tener que/deber
Wat is het verschil tussen hay que en tener que?



Wat is het verschil tussen hay que en tener que <--> deber?
Hay que gebruik je als het algemeen is en niet specifiek tegen een bepaald persoon gericht. 
Met tener que (vervoeging) kun je je tot een specifiek persoon richten.
hay que en tener que geven aan dat je iets "moet"
deber is een advies.

Slide 24 - Slide

Wat is het verschil tussen hay que en tener que?
timer
1:00

Slide 25 - Open question

timer
1:00
para el examen
Es
estudiar
obligatorio

Slide 26 - Drag question

timer
1:00
Hay
hacer
deporte
que

Slide 27 - Drag question

timer
1:00
que
más
trabajar
Hay

Slide 28 - Drag question

timer
1:00
visitar
tu
Debes
abuela.

Slide 29 - Drag question

Slide 30 - Link

Wat ik nog moeilijk vind is...
Wat ik vandaag heb geleerd is...
Wat ik al goed kan is...
Wat ik met de lesstof kan doen is...
Mijn leerdoel van deze les was...
timer
1:00




Slide 31 - Mind map