werkwoordelijk gezegde

Het
Het werkwoordelijk gezegde
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1,2

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Het
Het werkwoordelijk gezegde

Slide 1 - Slide

werkwoordelijk
gezegde

Slide 2 - Mind map

Slide 3 - Video

werkwoordelijk gezegde?

Hij heeft gisteren zijn pap niet gegeten.
A
hij heeft
B
heeft
C
heeft gegeten
D
heeft zijn pap gegeten

Slide 4 - Quiz

Het werkwoordelijk gezegde?
Wie was er vanmiddag aan het spelen?
A
wie
B
was
C
was spelen
D
was aan het spelen

Slide 5 - Quiz

werkwoordelijk gezegde?
Mijn vader wil mijn kamer opnieuw schilderen.
A
wil
B
wil schilderen
C
wil opnieuw schilderen
D
schilderen

Slide 6 - Quiz

wg is gelijk aan pv:


Hij bakt een cake.

pv = bakt

wg = bakt

Slide 7 - Slide


wg heeft meer werkwoorden:


Benno heeft het bot gepakt.

pv = heeft

wg = heeft gepakt

Slide 8 - Slide

Jan koopt een haring
wg=
A
Jan
B
een haring
C
koopt
D
een

Slide 9 - Quiz

Ik ga de was ophangen.
A
ga
B
ophangen
C
ga ophangen
D
de was

Slide 10 - Quiz

Hij heeft gisteren gewonnen!
A
heeft gewonnen
B
heeft
C
gewonnen
D
gisteren

Slide 11 - Quiz