werkwoordelijk gezegde

Werkwoordelijk gezegde
Doel: je leert over het werkwoordelijk gezegde in een zin

  • Voorkennis
  • Filmpje
  • Quizvragen
  • Opdrachten maken
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1,2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 10 min

Items in this lesson

Werkwoordelijk gezegde
Doel: je leert over het werkwoordelijk gezegde in een zin

  • Voorkennis
  • Filmpje
  • Quizvragen
  • Opdrachten maken

Slide 1 - Slide

werkwoordelijk
gezegde

Slide 2 - Mind map

Slide 3 - Link


onderwerp van een zin


BIJVOORBEELD:

Marieke schuift de deuren open.


Vraag: Wie schuift?

Antwoord: Marieke

Slide 4 - Slide

Ik leer het onderwerp te vinden.

Wat is het onderwerp?
A
Ik
B
leer
C
het onderwerp
D
vinden

Slide 5 - Quiz

Noteer de persoonsvorm en het onderwerp onder elkaar
Alleen op zaterdag eten we friet.
persoonsvorm =
onderwerp =

Slide 6 - Open question

Het werkwoordelijk gezegde?
Wie was er vanmiddag aan het spelen?
A
wie
B
was
C
was spelen
D
was aan het spelen

Slide 7 - Quiz

werkwoordelijk gezegde?
Mijn vader wil mijn kamer opnieuw schilderen.
A
wil
B
wil schilderen
C
wil opnieuw schilderen
D
schilderen

Slide 8 - Quiz

gezegde is soms gelijk aan persoonsvorm:


Hij bakt een cake.

pv = bakt

wg = bakt


Slide 9 - Slide


gezegde heeft soms meer werkwoorden:


Benno heeft het bot gepakt.

pv = heeft

wg = heeft gepakt

Slide 10 - Slide

Jan koopt een haring
wg=
A
Jan
B
een haring
C
koopt
D
een

Slide 11 - Quiz

Noteer het wg uit de volgende zin: Jacco probeert alles te onthouden.

Slide 12 - Open question

werkwoordelijk gezegde?

Hij heeft gisteren zijn pap niet gegeten.
A
hij heeft
B
heeft
C
heeft gegeten
D
heeft zijn pap gegeten

Slide 13 - Quiz

Noteer het wg: Gisteren ben ik vergeten de container buiten te zetten.

Slide 14 - Open question

Wat is het gezegde? We lagen de hele vakantie aan het strand te zonnen.
A
lagen zonnen
B
lagen te zonnen
C
lagen aan het strand
D
lagen

Slide 15 - Quiz

Noteer het wg: Bram is al maanden aan het trainen voor de marathon.

Slide 16 - Open question

Jorrit
wil
morgen
een appeltaart
bakken.
persoonsvorm
gezegde
onderwerp

Slide 17 - Drag question


A
Ik heb de lesstof goed begrepen
B
Ik heb de lesstof redelijk begrepen
C
Ik heb de lesstof niet begrepen

Slide 18 - Quiz

Opdrachten maken

Slide 19 - Slide