Les 26/27 mei Formuleren H5 en H6

Welkom
V2G
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welkom
V2G

Slide 1 - Slide

Online werken
- Maak jouw Diatoets af (op een rustige plek)
- Huiswerk: Zinsdelen oefenmateriaal nakijken
- Maak de opdrachten van de Planning Formuleren H5 en H6 (maak alleen de opdrachten van H5)
- Lees in je leesboek

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
- Je leert over variatie in zinslengte.
- Je leert over verbanden tussen zinnen.

Slide 3 - Slide

Lesprogramma
- Introductie 
- huiswerk / diatoets afmaken!!!!
- Instructie voor de leerlingen die online werken 
- Terugblik: Zinsdeelzinnen
- Uitleg: Formuleren: variatie in zinslengte en verbanden tussen zinnen
- Zelfstandig werken 

Slide 4 - Slide

Terugblik

Slide 5 - Slide

Zinsdeelzinnen

Slide 6 - Slide

Welke stappen moet je doorlopen?

Slide 7 - Slide

Dat Joop biologie gaat studeren, had volgens mij niemand verwacht.

Slide 8 - Slide

Wat heeft een zinsdeelzin nodig, om een zin te zijn en niet alleen een zinsdeel?
A
lv
B
mv
C
ow
D
pv

Slide 9 - Quiz

(Wie doorrijdt), geeft hij een waarschuwing.
Wat is het type zinsdeelzin?
A
onderwerpszin
B
bijwoordelijke bepalingszin
C
lijdend voorwerpzin
D
meewerkend voorwerpszin

Slide 10 - Quiz

Nu weet zij dus, (waarom ze werd gewaarschuwd).
Wat is het type zinsdeelzin?
A
onderwerpszin
B
bijwoordelijke bepalingszin
C
lijdend voorwerpzin
D
meewerkend voorwerpszin

Slide 11 - Quiz

{Wie een kuil graaft voor een ander}, valt er zelf in.
Wat is het type zinsdeelzin?
A
onderwerpszin
B
bijwoordelijke bepalingszin
C
lijdend voorwerpzin
D
gezegdezin

Slide 12 - Quiz

Formuleren H5
Korte zinnen: maken de tekst saai.
Afwisseling korte en langere zinnen maken een tekst spannend en beter leesbaar.
Te lange zinnen (samengestelde zinnen) met veel bijzinnen maken een tekst moeilijker te begrijpen.
Enkelvoudige zinnen hebben één persoonsvorm, samengestelde zinnen hebben meer dan één persoonsvorm. Varieer in enkelvoudige en samengestelde zinnen. 
Bijzinnen zijn lastiger dan hoofdzinnen.
Je maakt sneller formuleringsfouten bij lange zinnen.

Slide 13 - Slide

Formuleren H6
Verbanden aanbrengen tussen zinnen 

Er zijn twee manieren om verbanden aan te brengen tussen zinnen. 

Slide 14 - Slide

1. Verwijswoorden 
2. Signaalwoorden

Slide 15 - Slide

Soorten verwijswoorden

– persoonlijke voornaamwoorden: hij, hem, zij, ze, haar, hen, hun
– bezittelijke voornaamwoorden: zijn, haar, hun
– aanwijzende en betrekkelijke voornaamwoorden: deze, die, dit, dat
– bijwoorden: daar, waar, toen, zo
– waar + voorzetsel of voorzetsel + wie?: waarmee, waarover enz., met wie, over wie enz. (Let op: bij mensen)




Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Aan de slag
Maak de opdrachten van de Planning Formuleren H5 en H6 

Slide 18 - Slide