Examentraining 2 Hoofdzaken, samenvatten en functiewoorden

Examentraining module 2 5H 
Hoofdzaken, samenvatten en functiewoorden
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 27 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Examentraining module 2 5H 
Hoofdzaken, samenvatten en functiewoorden

Slide 1 - Slide

Deze examentraining
Hoofdzaken, samenvatten en functiewoorden
  1. Hoofd- bijzaken herkennen (onderwerp en hoofdgedachte)
  2. Samenvattings- en kopjesvragen maken (annoteren)
  3. Oefenen met functiewoorden
  4. oefenen met toepassing in examentekst
We werken 
- eerst klassikaal
- daarna zelfstandig
      of in groepjes

Slide 2 - Slide

Hoofdgedachte (blz. 4)
Waarin verschillen de hoofdgedachte en het onderwerp van een tekst van elkaar?

Slide 3 - Slide

De hoofdgedachte
  • geeft de kern van een tekst weer;
  • gaat over het onderwerp;
  • is een samenvatting van de tekst;
  • staat vaak letterlijk in de tekst (soms moet je zinnen samenvoegen);
  • is geen vraag (,maar eerder een antwoord);
  • omvat alle deelonderwerpen;
  • past bij het tekstdoel (standpunt / constatering / afweging).

Slide 4 - Slide

Kernzin
Wat weten we over kernzinnen?

Slide 5 - Slide

Kernzin
  • Geeft de kern van een alinea weer.
  • Gaat over het deelonderwerp.
  • Is eigenlijk de hoofdgedachte van een alinea.
  • Is vaak de eerste, laatste of tweede zin.
  • Alle kernzinnen samen zouden een goede samenvatting moeten vormen.
  • Naast de kernzin bestaat een alinea uit toelichting / uitleg / voorbeelden.

Slide 6 - Slide

Maken oefening 4A en 4B (blz. 4 en 5)
Hoofd- en bijzaken herkennen
A 1.

Slide 7 - Slide

Maken oefening 4A en 4B (blz. 4 en 5)
Hoofd- en bijzaken herkennen
A 1. Nee, eigenlijk niet. 
Er is maar één zin uit de alinea te lezen, dus je kunt niet op zoek naar iets gemeenschappelijks.
 
De alinea zou verder kunnen gaan over de homeopathische geneeswijze of over het placebo-effect.

Slide 8 - Slide

Maken oefening 4A en 4B (blz. 4 en 5)
Hoofd- en bijzaken herkennen
A 2. Welk deelonderwerp omvat de hele alinea?

Slide 9 - Slide

Maken oefening 4A en 4B (blz. 4 en 5)
Hoofd- en bijzaken herkennen
A 2. Een gemeenschappelijk onderwerp in de zinnen van deze alinea is:
• níet: de homeopathie;
• níet: de terreinen waarop placebo’s werken;
• níet: de definitie van het placebo-effect (‘het vertrouwen … werkt al genezend’ r. 2, 3.);
• wel: het placebo-effect (= het deelonderwerp in deze alinea).

Slide 10 - Slide

Maken oefening 4A en 4B (blz. 4 en 5)
Hoofd- en bijzaken herkennen
A 3. Hoofdgedachte? Hoe vind je die? Wat zijn je afwegingen?

Slide 11 - Slide

Maken oefening 4A en 4B (blz. 4 en 5)
Hoofd- en bijzaken herkennen
A 3. De hoofdgedachte van de alinea is
• Het placebo-effect speelt een belangrijke rol in allerlei geneeswijzen.
of
• Er wordt weinig geprobeerd het belangrijke placebo-effect te begrijpen.
Welke zou jij kiezen? Waarom?
  • Je kunt een hoofdgedachte dus niet altijd citeren.
  • Wat zijn de traditionele vindplaatsen voor de hoofdgedachte in een alinea? Waar begin je met zoeken?

Slide 12 - Slide

Maken oefening 4A en 4B (blz. 4 en 5)
Hoofd- en bijzaken herkennen
B Tekst lezen: alinea 1-3 van Straf en leed

Hoofd- en deelzaken onderscheiden in alinea 1

Slide 13 - Slide

Maken oefening 4A en 4B (blz. 4 en 5)
Hoofd- en bijzaken herkennen
B 1. Straf en leed
       
alinea 1


Slide 14 - Slide

Maken oefening 4A en 4B (blz. 4 en 5)
Hoofd- en bijzaken herkennen
B 2
  • B 2. In de loop der tijd verdwijnt de herinnering aan leed.


Slide 15 - Slide

Maken oefening 4A en 4B (blz. 4 en 5)
Hoofd- en bijzaken herkennen
B 3
  • B 3. Het leed dat gestraften ondergaan (Zie zin met hoofdzaak)
  • B 4. Het leed dat gestraften ondergaan is groter dan het leed van de slachtoffers. (wat de schrijver zegt over de hoofdzaak)
  • B 5. vrouwengevangenis / babymoord
  • B 6. eenzame opsluiting


Slide 16 - Slide

Functiewoorden (blz. 12)
Woorden die de functie van een tekstgedeelte beschrijven ten opzichte van een ander gedeelte of de rest van de tekst.

Leer de betekenissen van de functiewoorden!

Slide 17 - Slide

Functiewoorden (blz. 12)


Er wordt nuance toegevoegd, zoals extra details. Je krijgt een vollediger beeld. Dit kan de eerdere info afzwakken.


Zaken in de juiste verhouding zien. Het valt wel mee als je het anders bekijkt. Vaak vergeleken met iets anders. Dit zwakt de eerdere info af.
nuancering
relativering

Slide 18 - Slide

Functiewoorden (blz. 12)


Docenten zijn mopperig, vooral als ze net een vergadering hebben gehad.



Docenten zijn mopperig, maar mijn vader moppert nog veel erger!
nuancering
relativering

Slide 19 - Slide

Functiewoorden (blz. 12)


Docenten zijn mopperig, vooral als ze net een vergadering hebben gehad.



Docenten zijn mopperig, maar mijn vader moppert nog veel erger!
nuancering
relativering
Je kunt er straks voor kiezen om hiermee verder te oefenen.

Slide 20 - Slide

Functiewoorden (blz. 12)
Woorden die de functie van een tekstgedeelte beschrijven ten opzichte van een ander gedeelte of de rest van de tekst.

Maak opdracht D 1 en 2, blz. 12, 13.
  • D 1. De auteur beperkt zijn bevindingen door het noemen van een uitzondering. De uitzondering staat in zin 4: ‘Dat geldt natuurlijk niet voor ernstige geweldsdelicten en dergelijke.’
  • D 2. voorbeeld / illustratie / bewijs


Slide 21 - Slide

Samenvattings- en kopjesvragen maken (blz. 7)
Samenvattingsvragen: breng de inhoud terug tot één of enkele zinnen.

Kopjesvragen: kan je de indeling van de tekst doorgronden?


Slide 22 - Slide

Samenvattings- en kopjesvragen maken (blz. 7)
Samenvattingsvragen: breng de inhoud terug tot één of enkele zinnen.

Kopjesvragen: kan je de indeling van de tekst doorgronden?


Annoteren:
- onderstreep belangrijke zinnen tijdens het lezen
- schrijf steekwoorden in de kantlijn!

Slide 23 - Slide

Samenvattings- en kopjesvragen maken (blz. 7)
Oefenen met annoteren:
  1. Lees eerst stil voor jezelf de tekst 'Waar is het goede gesprek gebleven?' (blz. 9) Pauzeer na elke alinea, onderstreep zinnen en schrijf steekwoorden (functies of deelonderwerpen) in de kantlijn.
  2. Vergelijk de annotatie in een groepje van 3 of 4, waarin verschilt het resultaat?
  3. Maak samen opgave C 1 t/m 7 (blz. 7, 8) bij deze tekst.
  4. Kijk je antwoorden na met het nakijkblad. Had je veel aan je markeringen?
  5. Klaar? Oefen verder met tekst 3 blz. 16 of opdr. E blz. 13 of F blz. 14 

Slide 24 - Slide

Samenvattings- en kopjesvragen maken (blz. 7)
Pas op de plaats
Waar liepen jullie tegenaan bij de opgaven en tekst Waar is het goede gesprek gebleven?

Hoe ging het annoteren?

Slide 25 - Slide

Ga door met opdrachten naar keuze
Kies optie 1 (functiewoorden)
of optie 2 (mix toepassing bij leestekst)
Optie 1: wil je verder oefenen met alleen functiewoorden?
Maak dan oefening E (blz. 13, 14) en/of oefening F (blz. 14, 15)




Optie 2: oefen verder met de opgaven bij tekst 3 op blz. 17
Zoek bij alle opdrachten iemand om je antwoorden mee te bespreken voor je ze nakijkt met het antwoordblad.
De hond stinkt!
Labeloefening

Slide 26 - Slide

                         Dank voor jullie komst!
Heel veel succes met de voorbereiding op jullie examens!!

Slide 27 - Slide