V2A 17 maart 2021

Bonjour 
tout le monde
1 / 18
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Bonjour 
tout le monde

Slide 1 - Slide

Le cours de français du 17 mars 2021

Bienvenue!

Deze les:
- Huiswerk 27 t/m 30 doornemen
- Korte herhaling grammaire G met Quizvragen
- Uitleg bij grammaire I met Quizvragen

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Link

De regelmatige werkwoorden op -re

Bv. attendre (wachten), entendre (horen), vendre (verkopen), perdre (verliezen), répondre (antwoorden)  

Leren.: présent (o.t.t.) en passé composé (v.t.t.)

Slide 4 - Slide

Présent (o.t.t.) Vendre (verkopen)

Ik verkoop - Je vends
Jij verkoopt - Tu vends
Hij verkoopt - Il vend
Zij verkoopt - Elle vend
Men verkoopt - On vend

Wij verkopen - Nous vendons 
Jullie verkopen,
U verkoopt - Vous vendez
Zij verkopen - Ils vendent, elles vendent

Slide 5 - Slide

Passé composé (v.t.t.) Vendre (verkopen)

Hulpww. hebben + volt. deelw. op -u


J'ai vendu      (Ik heb verkocht)
Tu as vendu   (Jij hebt verkocht)
Il a vendu      (Hij heeft verkocht)
Elle a vendu (Zij heeft verkocht)
On a vendu (Men heeft verkocht)
Nous avons vendu (Wij hebben verkocht)
Vous avez vendu (Jullie hebben verkocht/U heeft verkocht)
Ils ont vendu/Elles ont vendu (Zij hebben verkocht)

Slide 6 - Slide

(Zij hebben verkocht) leur maison
A
elles ont vendu
B
nous avons vendu
C
elle a vendu
D
vous avez vendu

Slide 7 - Quiz

(Ik verkoop) ma voiture
A
Il vend
B
Je vends
C
Tu vends
D
Elle vend

Slide 8 - Quiz

(U verkoopt) du pain?
A
Ils vendent
B
Nous vendons
C
Elles vendent
D
Vous vendez

Slide 9 - Quiz

(Heb jij verkocht) ton scooter?
A
Tu as vendu
B
Tu vends
C
J'ai vendu
D
Je vends

Slide 10 - Quiz

C'est encore difficile?
> Lees de uitleg in je boek nog eens goed door.
> Leer de rijtjes tot je ze uit je hoofd kent!
> Oefen goed met de online oefeningen en kijk het ook goed na.
Vragen? Stuur mij een berichtje! 
Nu: filmpje bij grammaire I - Les comparaisons - De vergelijkingen

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Elle est (mooier dan) ta soeur.
A
moins beau que
B
moins belle que
C
plus beau que
D
plus belle que

Slide 13 - Quiz

Ils sont (net zo intelligent als) moi
A
plus intelligente que
B
aussi intelligents que
C
aussi intelligente que
D
plus intelligents que

Slide 14 - Quiz

Ta note est (minder goed dan) la mienne
A
moins bonne que
B
moins bon que
C
plus belle que
D
plus beau que

Slide 15 - Quiz

Ma grand-mère est (ouder dan) mon grand-père
A
plus vieux que
B
plus vieille que
C
plus vieilles que

Slide 16 - Quiz

                Vous avez encore des questions?

Slide 17 - Slide

Zelfstandig werken aan je huiswerk:


Mk. 31, 32, 34, lr. voca. F, grammaire G en I, extra: ex. 33

Bonne chance!

Slide 18 - Slide