Verdieping zakelijk lezen

1 / 45
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 49 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Uitleg hoofd- en bijzaken
Hoofdzaak = informatie die belangrijk is voor het tekstdoel + belangrijk om de tekst te begrijpen

Bijzaak = voorbeelden en extra uitleg, kan weggelaten worden

Samenvatting -> alle hoofdzaken bij elkaar

Slide 5 - Slide

Opdracht
- Open je schoolmail -> open de mail die je vandaag hebt ontvangen
- Lees de tekst 'Waarom recyclen'
- Streep alle overbodige informatie weg
- Wat zijn de hoofdzaken van de tekst?

Slide 6 - Slide

Oefenen
Ga naar Taalblokken: Bouwstenen 2F
- Maak 05 hoofd- en bijzaken: lezen/luisteren

Slide 7 - Slide

Synoniemen in de tekst
Andere woorden dan in de tekst -> zoek naar synoniemen
Voorbeeld
Vraag: Wat vindt de schrijver van 'verengelsing'?
Antwoord: Verengelsing is een ontwikkeling die je toch niet kunt tegenhouden.

Tekst: De trend is toch niet te keren.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Les 2 voorbereiding CE
Lezen en luisteren:
- tekstverbanden
- inhoudelijk tekstbegrip
- tekstdoelen


Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Voorbeelden
Tijd: Eerst ging ik naar de bakker, daarna naar de slager.
Tegenstelling: Het regende buiten, toch ging ik op de fiets.
Doel-middel: Door middel van jouw hulp, heb ik de toets gehaald.
Conclusie: We hebben alles al ingepakt, dus we kunnen gaan.
Voorbeeld: Op maandag doe ik allerlei dingen voor school zoals huiswerk maken en de lessen volgen.

Slide 23 - Slide

Verbanden in de tekst
Welk verband geeft het rode woord aan? Kies uit de opties van de vorige dia. Schrijf de antwoorden op een kladbriefje.

Slide 24 - Slide

Opbouw van de tekst
Voorbeeld:
Inleiding - probleem

Middenstuk - mogelijke oplossingen

Slot - conclusie

Slide 25 - Slide

Voorbeeld:
Inleiding - oorzaak (gebeurtenis)

Middenstuk - gevolgen

Slot: conclusie of vooruitblik

Slide 26 - Slide

Opbouw van de oefentekst
Inleiding: uitspraak
Middenstuk + slot: extra uitleg over de uitspraak in de inleiding

Slide 27 - Slide

Het begrijpen van de tekst
Tips:
- Vat de tekst samen in je hoofd.
- Lees de eerste en de laatste zin van de alinea goed door.
- Check of je moeilijke woorden begrijpt.

Slide 28 - Slide

Vat de tekst in eigen woorden samen in 3 zinnen.

Slide 29 - Open question

Samenvatting Tony Chocolonely
Tony Chocolonely wil dat er strengere regels komen voor de cacao-industrie. Ze doen dat door het namaken van wikkels van bekende chocolademerken, zodat zij zullen gaan samenwerken met Tony. 
Het doel is het aanpakken van kinderarbeid en slavernij.

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Wat is het doel van de tekst?
A
informeren
B
overhalen tot handelen
C
overtuigen
D
amuseren

Slide 32 - Quiz

Wat voor soort tekst is dit?
A
een ingezonden brief
B
een betoog
C
een gebruiksaanwijzing
D
een nieuwsbericht

Slide 33 - Quiz

Nederlands 3 juni
Lezen en luisteren:
- mening van de schrijver herkennen/toon van de tekst
- argumenten in de tekst


Slide 34 - Slide

Toon van de tekst
- serieus/zakelijk
- sarcastisch
- positief/negatief

-> woordgebruik
-> aanhalingstekens, sarcastische uitdrukkingen/vergelijkingen
Onderwerpen waar je het mee eens/oneens kan zijn
Argumenten
Tegenargumenten - weerlegging

Slide 35 - Slide

Mening van de schrijver
Onderwerpen waar je het mee eens/oneens kan zijn
Argumenten
Tegenargumenten - weerlegging

Slide 36 - Slide

Oefening
Lees tekst 1 en maak alle woorden/zinnen waarin de schrijfster haar mening geeft rood.

Slide 37 - Slide

Wat vindt de schrijfster van de keuze van Matthijs de Ligt?
A
Ze vindt dat hij baas is over zijn eigen lichaam.
B
Ze vindt dat hij zich wel meteen had moeten laten vaccineren.
C
Ze vindt het slecht dat hij zich alsnog laat vaccineren.

Slide 38 - Quiz

Welke argumenten voert de schrijfster aan om voetballers wel te laten vaccineren?
A
uit groepsbelang
B
omdat ze heel bekend zijn (voorbeeldrol)
C
om zichzelf te beschermen
D
om het imago van de voetbalwereld te verbeteren

Slide 39 - Quiz

Lees tekst 2.

Slide 40 - Slide

Wat is de mening van de schrijver?
A
Hij vindt dat alle weggebruikers zich slecht gedragen.
B
Hij vindt dat er een nieuw strafsysteem moet komen voor overtreders van verkeersregels.
C
Hij vindt dat te veel mensen verkeersregels overtreden.

Slide 41 - Quiz

Welke argumenten geeft hij voor zijn mening? Er zijn twee antwoorden goed.
A
Eindelijk komt de overheid met zware straffen.
B
Iedereen heeft last van wat deze mensen doen.
C
Hopelijk doet de overheid nu eens wat zij belooft.
D
Uit de cijfers blijkt dat een paar duizend mensen verantwoordelijk zijn voor 6 procent van alle ongelukken.

Slide 42 - Quiz

De schrijver geeft zijn mening, maar ook een aantal feiten. Wat is geen feit?
A
In het nieuwe strafsysteem worden de straffen steeds hoger.
B
Het is hoog tijd dat een nieuw strafsysteem wordt ingevoerd.
C
VVD en PvdA willen een nieuw strafsysteem voor verkeersovertreders.
D
Ongeveer 6 procent van alle ongelukken wordt door een paar duizend mensen veroorzaakt.

Slide 43 - Quiz

Wat bedoelt de schrijver met 'halfbakken'?
A
Iets wat bijna klaar is.
B
Iets wat nog niet goed werkt.
C
Iets wat nog niet helemaal gaar is.

Slide 44 - Quiz

Wat bedoelt de schrijver met 'lak hebben aan'?
A
Dit is pas geverfd.
B
Dit rijgedrag leidt tot lakschade aan auto's.
C
Het kan ze niks schelen.

Slide 45 - Quiz