§4.2 De industriële samenleving

§4.2 De industriële samenleving
1 / 27
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

§4.2 De industriële samenleving

Slide 1 - Slide

Herinnering
Pak je schrift
Wat hebben we vorige les besproken?
Wie, Wat, Waarom, Wanneer

Slide 2 - Slide

Maak de juiste combinaties
Boeren verdienen bij met spinnen en weven
Fabrieksarbeid is belangrijker dan landbouw
Goedkope grondstoffen
Met machines veel dezelfde producten maken
Vereniging van ambachtslieden in een stad
Gilde
Huisnijverheid
Industriële samenleving
Koloniën
Massaproductie

Slide 3 - Drag question

Leerdoelen
Je kunt uitleggen:
- Hoe de werk- en leefomstandigheden van de arbeiders zijn
- Wat een klassenmaatschappij is en hoe die verschilt van de standensamenleving
- Wat enkele belangrijke uitvindingen uit de 19de eeuw zijn

Slide 4 - Slide

Filmpje
Werken in de fabriek
Charlie Chaplin - Modern Times

Slide 5 - Slide

3

Slide 6 - Video

00:25

Leg uit waarom dit fragment bij het begrip massaproductie past

Slide 7 - Open question

00:43

Wat is de taak van de arbeider?

Slide 8 - Open question

01:20
He veilig is het werk in de fabriek?
110

Slide 9 - Poll

Filmpje
Leefomstandigheden van de arbeiders

Slide 10 - Slide

8

Slide 11 - Video

Kapitalisme
Na 1800 maakt handelskapitalisme plaats voor industrieel kapitalisme
Hierin wordt juist geld verdiend met het maken van producten
Dit gaat het beste met zo min mogelijk bemoeienis van de overheid
Daarom zijn er in de 19de eeuw heel weinig regels voor ondernemers

Slide 12 - Slide

Handelskapitalisme
Industrieel kapitalisme
Ontstaat rond
Producten worden gemaakt in
Werkgevers zijn
Werknemers zijn
De grootte van het bedrijf is
Handelskapitalisme wordt vervangen door industrieel kapitalisme. Zet de kenmerken op de juiste plek in de tabel
1800
Fabrieken
Klein bedrijf
Huisnijverheid
Fabrieksarbeiders
Groot bedrijf
Koopmannen
Fabriekseigenaren
1400
Boeren en arbeiders

Slide 13 - Drag question

00:44
Waarom verhuizen deze landarbeiders naar de stad?

Slide 14 - Open question

02:14
Waarom gaan de mensen niet gewoon in een betere woning wonen?

Slide 15 - Open question

03:51
Omschrijf de
leefomstandigheden

Slide 16 - Mind map

04:23
Wie kreeg wat betaald?
ƒ6.60 per week
ƒ2.70 per week
ƒ1.80 per week

Slide 17 - Drag question

Europa rond 1850:
Kapitalisme verandert de samenleving. Zet de bevolkingsgroepen op de juiste plek in de sociale piramide
Arme boeren, landarbeiders & fabrieksarbeiders
Kooplieden & fabriekseigenaren
Ambachtslieden, winkeliers & kleine boeren

Slide 18 - Drag question

Veranderende gelaagdheid
Ondernemersklasse
Steeds meer fabrieken betekent steeds meer (rijke) fabriekseigenaren. Zij worden de belangrijkste groep in de samenleving: de gegoede burgerij
Middenklasse
In de steden moet ook veel werk gedaan worden door kleine bedrijven of mensen met een opleiding (winkeliers, onderwijzers, politie). Deze mensen verdienen prima, maar zijn minder rijk dan de gegoede burgerij. We noemen hen de middenklasse
Arbeidersklasse
Door de opkomst van de industrie werken steeds meer mensen in de fabrieken. Door verbeteringen (machines) in de landbouw is daar minder werk en gaan veel boeren in de stad werken als arbeiders

Slide 19 - Slide

Welke twee zinnen passen bij het kapitalisme van de 19de eeuw?
De regering bemoeit zich zo min mogelijk met fabrieken
Er zijn wetten die uitstoot van vieze lucht voorkomen
Ondernemers verdienen geld door spullen te verhandelen
Ondernemers produceren goederen en verkopen die met winst
Ondernemers vragen voor spullen allemaal dezelfde prijs
Juiste zinnen
A
B
C
D
E

Slide 20 - Drag question

04:22
Waarom nemen fabrieksbazen graag kinderen aan?

Slide 21 - Open question

05:04
Omschrijf de
werkomstandigheden

Slide 22 - Mind map

05:55
Waarom accepteren de mensen deze werkomstandigheden?

Slide 23 - Open question

06:24
1) Fabriekseigenaren betalen  [.................1.................]  loon, want dan kunnen ze meer  [.................2.................]  maken

2) Fabriekseigenaren betalen  [.................3.................]  loon als iemand ziek is, want een zieke  [.................4.................]  geld voor de baas

3) Fabriekseigenaren maken machines  [.................5.................], want anders  [.................6.................]
De slechte werkomstandigheden zijn het gevolg van kapitalisme. Maak de zinnen kloppend.
geen
wel
veel
verdient geen
verdient
producten
brengt het geld op
onveilig
winst
zo min mogelijk
veilig
kost  het geld

Slide 24 - Drag question

Aan de slag
Wat Maak opdracht 10 t/m 12 van §4.2
Hoe Gebruik pagina 28, lees goed
Doel Je snap welke nieuwe uitvindingen gedaan worden
Hulp Werk samen, stel vragen aan de docent
Tijd 20 min
Klaar? Kijk de opdrachten na, maak opdracht 4 t/m 12 van §4.2 (dit is huiswerk)

Slide 25 - Slide

Resumé
Pak je schrift
Schrijf voor jezelf op (of bedenk 4 vragen over) wat we deze les besproken hebben
Wie, Wat, Waarom, Wanneer
timer
2:00

Slide 26 - Slide

Huiswerk
Schrijf op in je agenda
Maken opdracht 4 t/m 12 van §4.2

Slide 27 - Slide