Grammatica

Onderwerp, persoonsvorm, meewerkend voorwerp en lijdend voorwerp
Je hebt 'doe-zinnen' en 'zijn-zinnen'. Het onderwerp is een persoon of zaak die iets doet of iets is.

Voorbeeld:
Jan loopt 
Jan doet iets: lopen
Jan is blij
Jan is iets: blij
Jan is dierenarts
Jan is iets: dierenarts


1 / 11
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Onderwerp, persoonsvorm, meewerkend voorwerp en lijdend voorwerp
Je hebt 'doe-zinnen' en 'zijn-zinnen'. Het onderwerp is een persoon of zaak die iets doet of iets is.

Voorbeeld:
Jan loopt 
Jan doet iets: lopen
Jan is blij
Jan is iets: blij
Jan is dierenarts
Jan is iets: dierenarts


Slide 1 - Slide

Onderwerp, persoonsvorm, meewerkend voorwerp en lijdend voorwerp
Doe-zinnen:

Jan geeft de telefoon aan Truus.

Jan doet iets



Een meewerkend voorwerp is degene die iets ontvangt of verneemt of van wie iets wordt afgenomen

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Maak een zin waarbij je 'hen' gebruikt in combinatie met een voorzetsel

Slide 4 - Open question

Maak een zin waarbij je 'hun' gebruikt als meewerkend voorwerp.

Slide 5 - Open question

Maak een zin met minimaal 10 woorden waarbij je grammaticaal correct 'hen' en 'hun' gebruikt.

Slide 6 - Open question

Onjuiste samentrekkingen
Fout in vorm
Fout in betekenis
Fout met betrekking tot functie (Grammaticaal)

Slide 7 - Slide

Wanneer niet weglaten?
Bij een verschil in grammaticale functie  (onderwerp, meewerkend voorwerp, koppelwerkwoord, lijdend voorwerp)

Zijn broek kost 80 euro en vind ik niet mooi (‘zijn broek’ is in de eerste zin onderwerp en de tweede zin lijdend voorwerp)

Slide 8 - Slide

Wanneer niet weglaten?
Wanneer er een verschil in grammaticale vorm is:
Voorbeeld:
Er wordt een verkeersdrempel aangelegd en huizen gebouwd 
(" er worden huizen gebouw" is weggelaten. Is niet het zelfde als er wordt)

Slide 9 - Slide

Wanneer weglaten?
Bij verschil in betekenis


De boot was goed uitgerust en de bemanning ook.
Ze pakte haar ov-chipkaart en de trein.

Slide 10 - Slide

Stappen
Stel vast wat er is weggelaten:
Maak een volledige zin
Gaat het om een fout met betrekking tot de vorm, dan kom je daar zo vrij snel achter.
Is er niets mis met de vorm, kijk dan naar de betekenis van 
de werkwoorden in de zin.
Als daar niets mis mee is, moet je (helaas) de zinnen gaan ontleden

Slide 11 - Slide