9.4 Ziek

9.4 Ziek
1 / 34
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

9.4 Ziek

Slide 1 - Slide

Leerdoelen 9.4
- Je kunt opnoemen door welke ziekteverwekkers je ziek wordt en je kunt beschrijven hoe ze in je lichaam komen.
- Je kunt beschrijven hoe een infectieziekte verloopt.
- Je kunt beschrijven hoe witte bloedcellen ziekteverwekkers herkennen en hoe ze je genezen.
- Je kunt uitleggen wat de functie van koorts is bij de genezing.
- Je kunt uitleggen hoe je lichaam op eigen kracht immuun wordt voor een ziekte en hoe vaccinatie (inenting) daarbij helpt.
-Je kunt uitleggen wat er gebeurt als je een nieuw orgaan of weefsel nodig hebt. 

Slide 2 - Slide

Hoe word je ziek?
Micro-organismen:
Bacterie                   Schimmel                 Virus     

Slide 3 - Slide

Hoe word je ziek?
Ziekteverwekkers:
- Bacteriën: kunnen giftige stoffen afgeven en ontstekingen veroorzaken
Bijv. longontsteking, ontstoken wond
Bacteriën delen zich
- Schimmels: kunnen giftige stoffen afgeven. 
- Virussen: dringen je cellen binnen. Dan vermeerderen ze, cel gaat kapot, je voelt je ziek

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Hoe word je ziek?
Infectie = besmetting

Slide 6 - Slide

Het verloop van een infectieziekte

Slide 7 - Slide

Verloop infectieziekte
1. Besmetting (ziekteverwekker komt in je lichaam) 
2. Incubatietijd (je voelt je nog niet ziek, je kan wel anderen besmetten, ziekteverwekkers vermeerderen zich) 
3. Symptomen ( je krijgt ziekteverschijnselen, hoofdpijn, koorts, misselijk) 
4. Diagnose (vaststellen welke ziekte je hebt)
5. Prognose (hoe de ziekte verder verloopt)
6. Genezen (je hebt geen ziekteverschijnselen meer) 

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Hoe word je weer beter?
Afweer
Witte bloedcellen 2 soorten
Type 1: vreetcellen --> pus/etter
Type 2 afweerstofcellen --> immuun

Afweerstoffen:
deze stoffen schakelen de ziekteverwekkers uit
Dit noem je antistoffen

Slide 11 - Slide

Witte bloedcellen



Vreetcellen

Slide 12 - Slide

Hoe werken de Antistofcellen?
1. Er komen ziekteverwekkers in je lichaam. Lichaamsvreemde cel. dus: 
2. De antistofcellen maken antistof aan.
3. De antistofcellen verdelen zich snel en maken allemaal nog meer antistof aan.
4. De antistoffen koppelen zich zelf aan een ziekteverwekker en dan is de ziektevewekker meteen uitgeschakeld. 

Slide 13 - Slide

Antigenen

Aan de buitenkant van bepaalde cellen zitten eiwitten, deze noem je antigenen.

Je hebt 2 soorten: lichaamseigen en lichaamsvreemde antigenen.

lichaamseigen zitten op je eigen cellen, lichaamsvreemde op ziekteverwekkers.

Slide 14 - Slide

9.4 Les 1 

Maak opdracht 1 t/m 14 + Nakijken 

Slide 15 - Slide

9.4 Ziek les 2 

Slide 16 - Slide

Herhalen vorige les 

Slide 17 - Slide

Hoe komen er meer bacteriën in je lichaam?
A
Door te delen
B
Door cellen te kapen
C
Door meer van buiten te halen

Slide 18 - Quiz

Ziekteverwekkers veroorzaken...
A
Infectie
B
Genezing
C
Hoofdpijn
D
Diagnose

Slide 19 - Quiz

Het verloop van een infectieziekte bestaat uit een aantal stappen. Zet deze op de goede volgorde.
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Stap 5
Stap 6
Besmetting
Diagnose
Genezen
Prognose
Symptomen
Incubatie

Slide 20 - Drag question

Wat bestrijdt
ziekteverwekkers?
A
2. Bloedplasma
B
1. Witte bloedcel
C
3. Bloedplaatje
D
4. Rode bloedcel

Slide 21 - Quiz

Wat is de taak van de antistofcellen?
A
maken antigenen
B
maken antistoffen
C
eten de virussen op
D
klikken vast aan de antigenen

Slide 22 - Quiz

Leerdoelen 9.4
- Je kunt opnoemen door welke ziekteverwekkers je ziek wordt en je kunt beschrijven hoe ze in je lichaam komen.
- Je kunt beschrijven hoe een infectieziekte verloopt.
- Je kunt beschrijven hoe witte bloedcellen ziekteverwekkers herkennen en hoe ze je genezen.
- Je kunt uitleggen wat de functie van koorts is bij de genezing.
- Je kunt uitleggen hoe je lichaam op eigen kracht immuun wordt voor een ziekte en hoe vaccinatie (inenting) daarbij helpt.
-Je kunt uitleggen wat er gebeurt als je een nieuw orgaan of weefsel nodig hebt. 

Slide 23 - Slide

Waarvoor krijg je koorts?
Koorts doordat witte bloedcellen stofjes maken waardoor de hypothalamus lichaamstemperatuur verhoogt

  • Bloed stroomt sneller en voer je de afvalstoffen van ziekteverwekkers sneller af
  • Witte bloedcellen maken sneller antistoffen
  • > 42 graden Celsius is gevaarlijk, je enzymen gaan door de hitte kapot. 

Slide 24 - Slide

Wat gebeurt er als je ingeënt wordt?
Op het moment dat je ziek bent geweest ben je daarna (over het algemeen) immuun tegen die ziekteverwekker. Je wordt geen tweede keer ziek. 
Inenten kan op twee manieren: 
- Actief: het lichaam krijgt de kans zelf antistoffen te maken
- Passief: het lichaam krijgt antistoffen ingespoten

Slide 25 - Slide

Wat gebeurt er als je ingeënt wordt?
4 soorten immuniteit
  1. Door besmetting met ziekteverwekker
  2. Door vaccinatie met antigenen
  3. Door injectie met antistoffen
  4. Door borstvoeding

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Video

Wanneer schakel je de afweer uit? 
Chronische ziekte:
Ziekte die nooit meer over gaat
Astma, suikerziekte, nierziekte

Orgaan slechter werken? -> orgaantransplantatie.
= orgaan van iemand anders. 

Donor = de 'weggever' 

Slide 28 - Slide

Orgaantransplantatie
Kans op orgaanafstoting: lichaam maakt antistoffen tegen donororgaan.
Afstotingsremmers zorgen dat witte bloedcellen minder antigenen maken.
Meeste kans wanneer antigenen donor en ontvanger op elkaar lijken (familie)

Slide 29 - Slide

9.4 Les 2 
Maken opdr 15 t/m 25 + Nakijken 

Slide 30 - Slide

Wat gebeurt er als je koorts hebt?
A
Rode bloedcellen maken stofjes waardoor alvleesklier je lichaamstemperatuur verhoogt.
B
Rode bloedcellen maken stofjes waardoor de hypothalamus je lichaamstemperatuur verhoogt.
C
Witte bloedcellen maken stofjes waardoor de alvleesklier je lichaamstemperatuur verhoogt.
D
Witte bloedcellen maken stofjes waardoor de hypothalamus je lichaamstemperatuur verhoogt.

Slide 31 - Quiz

Als je immuun bent dan....
A
heeft je lichaam niet voldoende antistoffen tegen de ziekte
B
heeft je lichaam voldoende antistoffen tegen de ziekte
C
heeft je lichaam lichaamsvreemde stoffen tegen de ziekte
D
heeft je lichaam geen lichaamsvreemde stoffen tegen de ziekte

Slide 32 - Quiz

Sleep de gegeven voorbeelden naar de juiste vorm van immunisatie
Actieve immuniteit
Passieve immuniteit
zelf antistoffen maken
antistoffen ingespoten krijgen
Vaccin
Serum
Tijdelijk immuun
Blijvend immuun
Ziekten voorkomen

Slide 33 - Drag question

Waarop moet je letten bij orgaantransplantatie?
A
Dat de antigenen van de donor en de ontvanger zoveel mogelijk op elkaar lijken
B
Dat de antistoffen van de donor en de ontvanger zoveel mogelijk op elkaar lijken
C
Dat de antigenen van de donor en de ontvanger zoveel mogelijk van elkaar verschillen
D
Dat de antistoffen van de donor en de ontvanger zoveel mogelijk van elkaar verschillen

Slide 34 - Quiz