Zo herken je een werkwoord:
- een ww zegt wat iets of iemand doet of wat iets of iemand overkomt.
- je herkent een ww doordat je het kunt vervoegen.
Zo vind je de persoonsvorm:
- de tijdproef (zet de zin in een andere tijd);
- de vraagproef (maak van de zin een vraag met dezelfde woorden).
Zo vind je zinsdelen;
- zinsdelen zijn een groepje woorden die je samen voor de persoonsvorm kunt zetten;
- voor de persoonsvorm staat maar 1 zinsdeel.
Zo vind je het onderwerp:
- onderstreep de pv;
- doe de zinsdeelproef;
- vraag wie/wat+pv;
- het antwoord is het ow.