This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
H2.2 Zuivere stoffen en mengsels
Slide 1 - Slide
Leerdoelen
Je kunt het verschil aangeven tussen zuivere stoffen en mengsels.
Je kunt uitleggen wat een molecuul is en uit welke soorten moleculen zuivere stoffen en mengsels bestaan.
Je kunt oplossingen en suspensies onderscheiden.
Je kunt beschrijven hoe je stoffen kunt scheiden door middel van extraheren of filtreren
Je kunt de werking van alcohol als oplosmiddel uitleggen (plus stof)
Slide 2 - Slide
Introductie
De meeste stoffen die je thuis tegenkomt, zijn mengsels.
Dat zie je meteen als je kijkt op de verpakking van een voedingsmiddel of een medicijn.
Daarop staat een lijst met de verschillende stoffen die in het product zitten. Die stoffen noem je ingrediënten.
Slide 3 - Slide
'Zuiver' bronwater
Op een fles bronwater kan staan dat er ‘zuiver bronwater’ in de fles zit. Toch is bronwater geen zuivere stof. Er zitten allerlei opgeloste stoffen in het water, zoals je ook op het etiket kunt zien. Het woord ‘zuiver’ betekent in dit geval dat het water niet is vervuild met gevaarlijke stoffen of bacteriën. Je kunt het zonder gevaar voor je gezondheid drinken.
Slide 4 - Slide
Zuivere stof
Je vindt in huis maar enkele zuivere stoffen. Een voorbeeld van een zuivere stof is kristalsuiker. In een pak suiker zit alleen maar suiker; er zitten geen andere stoffen doorheen. Ook keukenzout is een zuivere stof, als er tenminste geen jodium aan is toegevoegd (figuur hiernaast)
Slide 5 - Slide
Mengsel
Icetea bestaat uit meerdere stoffen dit noemen we een mengsel.
Slide 6 - Slide
Soorten mengsels
Verschillende soorten mengsels:
- Oplossing
- Suspensie
Slide 7 - Slide
Oplossing = helder
vast, vloeibaar of gas in vloeibaar oplosmiddel
moleculen zitten door elkaar heen
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Oplossingen herkennen
Oplossingen zijn altijd helder. Je kunt erdoorheen kijken. Water is helder en kleurloos, ook als je er suiker of zout in hebt opgelost.
Een oplossing kan wel een kleur hebben. Thee of icetea zijn hier goede voorbeelden van.
Oplossingen blijven ook altijd goed gemengd. Laat je een fles frisdrank een jaar in de kast staan, dan blijft de frisdrank goed gemengd.
Slide 10 - Slide
Suspensie = troebel
Vaste stof opgelost in een vloeistof
Slide 11 - Slide
Suspensies herkennen
Als een mengsel troebel (ondoorzichtig) is, kan het dus geen oplossing zijn maar een suspensie
Verf bijvoorbeeld is geen oplossing, maar een suspensie: dat is een vloeistof waarin een fijn verdeeld poeder zweeft. Verf ontmengt; het poeder zakt na verloop van tijd naar de bodem van het blik.
Slide 12 - Slide
Mengsels
Oplossing: heldere vloeistof (kan wel een kleur hebben)
= een vaste, vloeibare of gas in een vloeistof
Suspensie: een mengsel waar je NIET doorheen kunt kijken = een vaste stof in een vloeistof .
Slide 13 - Slide
Welk stelling is waar?
A
Een zuivere stof bestaat uit meer dan één stof
B
Een zuivere stof bestaat uit precies één stof
C
Sommige zuivere stoffen bestaan uit één stof, sommige uit meer
Slide 14 - Quiz
Een suspensie is een
A
Mengsel van twee vloeistoffen
B
Mengsel van twee vaste stoffen
C
Mengsel van een vloeistof en een vaste stof
D
Een zuivere stof
Slide 15 - Quiz
Zijn de zinnen juist of onjuist? I Een oplossing is altijd helder. II Een suspensie is doorzichtig.
A
Beide zinnen zijn juist
B
Zin I is onjuist, zin II is juist
C
Zin I is juist, zin II is onjuist
D
Beide zinnen zijn onjuist
Slide 16 - Quiz
Maak de zin kloppend. Je hebt een flesje gevuld met limonade. Na een halve dag zie je dat de limonade er nog hetzelfde uitziet als toen je het flesje vulde. De limonade is een ……………………...
Slide 17 - Open question
Zijn de zinnen juist of onjuist? I Een suspensie is altijd troebel. II Een oplossing is altijd een mengsel.
A
Beide zinnen zijn juist
B
Zin I is onjuist, zin II is juist
C
Zin I is juist, zin II is onjuist
D
Beide zinnen zijn onjuist
Slide 18 - Quiz
Maak de zin kloppend. Op sommige verpakkingen kun je lezen ‘schudden voor gebruik’. Het product dat in de verpakking zit is een …………………………...
Slide 19 - Open question
Jan heeft twee reageerbuisjes. In het eerste doet hij zout en in het tweede zand. Hij vult de reageerbuisjes vervolgens met water en schudt ze goed. Hoe noem je mengsels die zo ontstaan?
A
in beide reageerbuisjes zit een suspensie
B
in eerste reageerbuisje zit een suspensie, in de tweede een oplossing
C
in eerste reageerbuisje zit een oplossing, in de tweede een suspensie
D
in beide reageerbuisjes zit een oplossing
Slide 20 - Quiz
Water met zout erin is na goed schudden een
A
Suspensie
B
Oplossing
Slide 21 - Quiz
Sinaasappelsap met vruchtvlees is een ...?
A
Oplossing
B
Suspensie
C
smerig
Slide 22 - Quiz
Filtreren
Vaste stof scheiden van vloeistof
Dit kan bij een suspensie
Filter
Residu - blijft achter in filter
Filtraat - gaat door filter heen
Slide 23 - Slide
Extraheren
Scheiden door gebruik te maken van een verschil in oplosbaarheid van vaste stoffen
Slide 24 - Slide
Slide 25 - Slide
Slide 26 - Slide
Je kunt geur- en smaakstoffen uit plantendelen halen door ze in een geschikt oplosmiddel te leggen. Hoe noem je deze manier om stoffen uit planten te winnen?
A
filtreren
B
extraheren
C
oplossen
Slide 27 - Quiz
Wat is het residu als je koffiezet met een koffiezetapparaat?
A
de gemalen koffie die je uit het pak in het filter schept
B
het hete water dat op de gemalen koffie druppelt
C
pas gezette koffie in de kan onder het filter
D
het koffiedik wat in het filter achter blijft
Slide 28 - Quiz
Wat is het filtraat als je koffiezet met een koffiezetapparaat?
A
de gemalen koffie die je uit het pak in het filter schept
B
het hete water dat op de gemalen koffie druppelt
C
pas gezette koffie in de kan onder het filter
D
het koffiedik wat in het filter achter blijft
Slide 29 - Quiz
Welk van onderstaande dranken maak je door te extraheren?
A
limonade
B
wijn
C
thee
D
cola
Slide 30 - Quiz
Huiswerk / Opdrachten maken
Wat: lees paragraaf 2.2 en maak de opdrachten
Hoe: helemaal stil! muziek mag in!
Hulp: Geen
Tijd: tot 5 minuten voor tijd
Huiswerk: opdrachten 1 tm 11 van paragraaf 2.2 & Test jezelf 1.1