6.2.3. Christendom, kloosters en cultuur B1h les 2

• Geschiedenis
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 1

Wat was het eerste waar je
vandaag aan dacht?

Leg uit wat het feodale stelsel was.

Sleep de teksten naar de juiste plek in de afbeelding

Ik ben van adel

Ik ben een geestelijke

Ik betaal pacht

Eerste stand

Tweede stand

Derde stand

Wat is de beste omschrijving
van het begrip ‘geestelijken’?
Kies het juiste antwoord.

1. mensen die in God geloven
2. mensen die iedere week naar de kerk gaan
3. mensen die in dienst zijn van de kerk
4. mensen die voor andere mensen bidden

Je leven in dienst van God

• Leven als kluizenaar.
• Binnen de muren van het klooster als monnik of non.

leven in een klooster:

• leven afgescheiden van de samenleving.
• mogen geen bezit hebben.
• gehoorzamen aan de abt: het hoofd van het klooster.
• monniken en nonnen.

leven in het klooster:

Taken in het klooster:

1. onderdak bieden aan reizigers

2. verplegen van zieken

3. overschrijven van boeken

4. Werken in de kloostertuin

5. kinderen lesgeven

rijkdom van kloosters:

Monniken en nonnen mochten zelf geen bezittingen hebben. Kloosters worden wel heel rijk door grote stukken grond die in leen zijn gegeven of geschonken zijn aan het klooster.

Welke taken kon je in een klooster hebben?

Waarom waren kloosters belangrijk voor de hele middeleeuwse samenleving?

Aan de slag

Lees van de paragraaf 6.2: Karel de Grote, vader van Europa

het stukje 6.2.3: Christendom, kloosters en cultuur

en maak dan vraag 10 t/m 13 en 14d.