This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Nederlands
Slide 1 - Slide
Programma
Dagopening
10 minuten lezen
Herhalen stof voor de toets
Afsluiting en vooruitblik
Slide 2 - Slide
10 minuten lezen
Slide 3 - Slide
Doel van de les
Bepalen of je de stof voor de toets goed kent
Slide 4 - Slide
Schrijf de zinsdelen op in de juiste volgorde in de juiste afkorting
Slide 5 - Open question
Schrijf de woordsoorten op die je voor de toets moet weten in de juiste afkorting
Slide 6 - Open question
In welke volgorde moet je zinsdelen benoemen?
A
ow - pv - zinsdelen - wwg - lv - bwb - mv
B
pv - wwg - zinsdelen - ow - bwb - lv - mv
C
zinsdelen - ow - pv - wwg - lv - mv - bwb
D
pv - zinsdelen - wwg - ow - lv - mv - bwb
Slide 7 - Quiz
Benoem alle zinsdelen.
Vorig schooljaar / heeft / Sanne / de lesstof
/ nog / aan Joris / uitgelegd.
pv - wg
ow
wgg
lv
mv
bwb
Slide 8 - Drag question
Benoem de zinsdelen
PV =
WWG
OW =
LV =
Is
mijn vader
zijn telefoon
verloren?
Slide 9 - Drag question
Schrijf de zin op in je schrift, onderstreep de pv, zet strepen tussen de zinsdelen en zet boven de zinsdelen de afkortingen van de zinsdelen: WWG, OW, LV, MV en BWB. Let op: je moet alle zinsdeelstukken benoemen.
Aan de oever van de Lek heeft mijn zusje gisteren een kostbaar cadeau aan haar beste vriendin gegeven.
Slide 10 - Slide
Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten?Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken.
znw
bnw
blw
zww
vz
olw
Aan
het
water
zat
een
slaperige
visser.
Slide 11 - Drag question
Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten?Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken.
znw
bnw
blw
zww
vz
Op
maandag
zit
Naomi
aan
de
kassa.
nieuwe
Slide 12 - Drag question
Bijwoord
Slide 13 - Mind map
Bij welke drie woordsoorten geeft een bijwoord extra informatie?
Slide 14 - Open question
Zoek het bijwoord:
Morgen geef ik een feestje.
A
morgen
B
geef
C
een
D
feestje
Slide 15 - Quiz
Zoek het bijwoord:
A
Ik
B
altijd
C
heb
D
pech
Slide 16 - Quiz
Wat zijn bijwoorden?
A
in, op, onder
B
gedurende, tijdens, te
C
heel, niet, snel
Slide 17 - Quiz
Woordsoortbenoeming
zww
olw
bnw
znw
vz
bw
Rens
collecteert
voor
een
goed
doel.
morgen
Slide 18 - Drag question
Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten?Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en sommige woorden benoem je niet.
znw
bnw
olw
hww
vz
blw
zww
bw
Twan
heeft
voor
zijn
verjaardagsgeld
een
nieuwe
fiets
gekocht.
rode
snel
Slide 19 - Drag question
Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten? Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken.
knappe
znw
bnw
blw
zww
bw
vz
De
dj
draait
op
het
festival
morgen
Slide 20 - Drag question
Ik kan de zinsdelen benoemen
😒🙁😐🙂😃
Slide 21 - Poll
Ik kan de woordsoorten goed benoemen
😒🙁😐🙂😃
Slide 22 - Poll
Oefenen
Vind je zinsdelen nog moeilijk: oefen dan met de drillsters van H21 en H22
Vind je het benoemen van de woordsoorten nog lastig: oefen dan met de drillsters van H6 en 36