2BK oefentoets spelling h5

2BK Oefentoets Spelling H 5
Jullie gaan deze les zelfstandig aan het werk en maken deze lessonup. Wat moet je kennen en kunnen voor de toets:
  • Werkwoordspelling in tt en vt en vd
  • Verkleinwoordjes
  • Dicteewoorden
Hierin krijg je vragen over Spelling en leer je alvast voor de toets van maandag 30 mei.
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

2BK Oefentoets Spelling H 5
Jullie gaan deze les zelfstandig aan het werk en maken deze lessonup. Wat moet je kennen en kunnen voor de toets:
  • Werkwoordspelling in tt en vt en vd
  • Verkleinwoordjes
  • Dicteewoorden
Hierin krijg je vragen over Spelling en leer je alvast voor de toets van maandag 30 mei.

Slide 1 - Slide

Welke spellingregel pas je toe in de tt bij:
de ik-vorm
A
STAM
B
STAM + T
C
HELE WERKWOORD

Slide 2 - Quiz

Welke spellingregel pas je toe in de tt bij:
de het-vorm
A
STAM
B
STAM + T
C
HELE WERKWOORD

Slide 3 - Quiz

Welke spellingregel pas je toe in de tt bij:
jij achter het werkwoord
A
STAM
B
STAM + T
C
HELE WERKWOORD

Slide 4 - Quiz

Welke spellingregel pas je toe in de tt bij:
jullie
A
STAM
B
STAM + T
C
HELE WERKWOORD

Slide 5 - Quiz

Is het onderstreepte woord een pv?
De agent bekeurde de man voor te hard rijden.
___________
A
ja
B
nee

Slide 6 - Quiz

Wat is van toepassing?
De agent bekeurde de man voor te hard rijden.
___________
A
tt
B
vt (zwak ww)
C
vt (sterk ww)

Slide 7 - Quiz

Is het onderstreepte woord een pv?
Vanmorgen hebben Karen en Bas in het bos gelopen.
__________
A
ja
B
nee

Slide 8 - Quiz

Is het onderstreepte woord een pv?
Vanmorgen hebben Karen en Bas in het bos gelopen.
__________
A
ja
B
nee

Slide 9 - Quiz

Noteer de pv in de tt:
Een bedorven ei (drijven), maar een vers ei niet.

Slide 10 - Open question

Wat is het voltooid deelwoord in de volgende zin:
Karin is naar Zaandam verhuisd.

Slide 11 - Open question

Wat is het voltooid deelwoord in de volgende zin:
Mijn vriendin heeft haar kamer alweer veranderd.

Slide 12 - Open question

De gevallen soldaat werd (herdenken).

Slide 13 - Open question

Kies de juiste vorm van de persoonsvorm:

(Loop / liep) jij straks naar het evenement of (neem / nam) jij de bus?
A
loop / neem
B
loop / nam
C
liep / neem
D
liep / nam

Slide 14 - Quiz

Kies de juiste vorm van de persoonsvorm:

Op de veiling gisteren (biedt / bood) mijn oom op een schilderij, maar een andere koper (heeft / had) een hoger bod.
A
biedt / heeft
B
biedt / had
C
bood / heeft
D
bood / had

Slide 15 - Quiz

Kies de juiste vorm van de persoonsvorm:

Wanneer mijn tante naar Amerika (verhuist / verhuisde), (neemt / nam) ze haar huisdieren mee.
A
verhuist / neemt
B
verhuist / nam
C
verhuisde / neemt
D
verhuisde / nam

Slide 16 - Quiz

Welk rijtje is goed?
A
hobby'tje, auto'tje, kilo'tje
B
hobbietje, autootje, kilootje
C
hobbytje, autootje, kilootje
D
hobby'tje, autootje, kilootje

Slide 17 - Quiz

Het verkleinwoord van foto is
A
fototje
B
fotoo'tje
C
fotootjje
D
fotootje

Slide 18 - Quiz

Het verkleinwoord van buiging
A
buigingke
B
buigingkje
C
buigingetje
D
buiginkje

Slide 19 - Quiz

Welk rijtje is goed?
A
machientje, tv'tje, doucheje
B
machinetje, tv'tje, doucheje
C
machinetje, tvtje, douchje
D
machientje, tv'tje, douchje

Slide 20 - Quiz

Welk dicteewoord is goed gespeld?
A
poortemonnee
B
portemonee
C
portemonnee
D
protemonee

Slide 21 - Quiz

Einde lessonup
Dit waren alle vragen. 



Bedankt en een fijn weekend!

Slide 22 - Slide