2.1 Naar een ander soort leven

• Mens & Maatschappij
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

2.1 Naar een ander soort leven

(deel 2)

Programma:

- Huiswerkvragen bespreken

- Herhaling 2.1 (deel 1)

- Bespreken 2.1 (deel 2)

- Opdrachten maken

Bespreken opdracht:

1, 2, 4, 6

Nog andere vragen die besproken moeten worden?

Uit welke landen bestond het Koninkrijk der Nederlanden in 1815?

1. Nederland en Duitsland
2. Nederland en België
3. Nederland, België en Luxemburg
4. Nederland, Duitsland en België

Wie was het staatshoofd in 1815?

1. Koning Willem I
2. Koning Willem II
3. Willem van Oranje
4. Koning Leopold

Wat is een constitutionele monarchie?

1. Een land met een koning
2. Een land met een grondwet
3. Een land met een koning en een grondwet
4. Een land met een gekozen president

Uit welke twee delen bestaat ons parlement?

Mensen die meer inspraak en vrijheid in de politiek wilden noemen we ...

Mensen die wilden dat alles hetzelfde bleef en er niets veranderde, noemen we ...

Wie bedacht de nieuwe grondwet van 1848 ?

1. Koning Willem I
2. Minister Thorbecke
3. Minister Rutte
4. Koning Willem II

Wonen en werken in de industriële samenleving

De meeste mensen woonden in steden en werkten in fabrieken

- Slechte werkomstandigheden: lange werkdagen, geen frisse lucht, alleen op zondag vrij en kregen niet betaald als ze ziek of gewond waren, weinig loon, kinderarbeid (geen school)

- Slechte woonomstandigheden: kleine huizen, het was er donker, geen stromend water en riolering --> veel ziektes  

Veranderingen in de samenleving

Door de industrialisatie was er veel geld, maar dit werd oneerlijk verdeeld

Er werden vakbonden (organisatie van werknemers die opkomt voor de belangen van werknemers) opgericht door arbeiders/werknemers

Rond 1860 kwamen er wetten die er voor zorgden dat er betere omstandigheden kwamen voor de arbeiders --> verbieden van ongezonde woningen en doorbetalen bij ziekte

Kinderwetje van van Houten

Door het ‘Kinderwetje’ van 1874 mochten kinderen onder de twaalf jaar niet meer werken in fabrieken. In 1900 werd alle kinderarbeid onder de twaalf jaar verboden door de Leerplichtwet.

Wat was de belangrijkste reden voor de oprichting van vakbonden in Nederland?

1. Winst maximaliseren
2. Belastingverlaging afdwingen
3. Arbeidsrechten beschermen
4. Arbeidsproductiviteit verhogen

Wat was een belangrijk doel van de sociale kwestie?

1. Het bevorderen van de vrijemarkt economie
2. Het verbeteren van de arbeidsomstandigheden
3. Het uitbreiden van het koninkrijk
4. Het versterken van de monarchie

Maken opdracht:

8 t/m 11