Herhalingskwis Welvaart & Groei

• Economie
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 5

herhalingskwis

Alle stof wat tot nu toe dit jaar is behandeld, wordt kort herhaald en vervolgens volgt er een quizvraag. 

toegevoegde waarde & winst

Bruto toegevoegde waarde = 

verkoopprijs - inkoopprijs van alle ingekochte goederen en diensten

winst = toegevoegde waarde - alle bedrijfskosten

Een kapsalon heeft 121.400 euro omzet.
Inkopen = 6.000 euro. Loon = 54.000 euro. Rente = 2.400 euro. Afschrijving = 5.000 euro.

1. TW = 115.400 Winst = 59.000
2. TW = 113.000 Winst = 54.500
3. TW = 116.400 Winst = 53.500
4. TW = 115.400 Winst = 54.000

Totale productie van een land

Bruto Binnenlands product (BBP) = 

alles wat binnen de landsgrenzen wordt geproduceerd
 

Toegevoegde waarde van de overheid = 

totaal van ambtenaren salarissen

Bruto binnenlands product - afschrijvingen = netto binnenlands product

I: netto binnenlands product is gelijk aan netto binnenlands inkomen
II: het netto binnenlands inkomen is som van alle primaire inkomens: loon, pacht, rente, winst

1. beide juist
2. beide onjuist
3. alleen I juist
4. alleen II juist

I: Bruto loon
II: Netto loon
III: Rente
IV: Werkloosheidsuitkering

1. II: primair I & III: secundair IV: overdrachtsinkomen
2. I & III: primair II: secundair IV: overdrachtsinkomen
3. I & IV: primair II: secundair III: overdrachtsinkomen
4. III: primair IV: overdrachtsinkomen I & II: secundair

BBP zegt niet alles

• Hoogte BBP zegt niets over de inflatie in een land
• Hoogte BBP zegt niets over de Lorenzcurve in een land
• Hoogte BBP zegt niets over omvang informele economie
• Hoogte BBP zegt niets over welvaart in brede zin (Human Development Index)

I: de informele sector zorgt voor onderschatting BBP
II: inflatie hoger dan de nominale BBP groei zorgt voor daling van de productie

1. beiden juist
2. alleen I juist
3. alleen II juist
4. beiden onjuist

hoe meet je het BBP?

objectieve methode

Optellen van alle toegevoegde waarden van bedrijven en overheid bij elkaar. 

subjectieve methode

Optellen van alle primaire inkomens + afschrijvingen. 

bestedingsmethode

Optellen van alle bestedingen (Y=C+I+O+E-M)

Alle toegevoegde waarden van bedrijven en overheid is gelijk aan de som van alle primaire inkomens - afschrijvingen.

1. juist
2. onjuist

macro economische identiteiten

1e identiteit: Y = C + B  + S

2e identiteit: Y = C + I + O + E - M

3e identiteit: (S-I) + (B-O) = (E-M)

saldo particuliere sector + saldo overheid = saldo buitenland

= nationaal spaarsaldo

nationaal spaaroverschot: E >M

nationaal spaartekort: E <M

I: Als de overheid een overschot heeft, gaat er geld van de overheid naar de financiële instellingen.
II: Als er een positief nationaal saldo is, dan moet de export groter zijn dan de import

1. beiden juist
2. beide onjuist
3. alleen I juist
4. alleen II juist

I: Amerikaanse toerist logeert in een hotel in Rotterdam
II: Nederlander zet zijn spaargeld op Zwitserse spaarrekening

1. I: goederen rekening II: dienstenrekening
2. I: dienstenrekening II: kapitaalrekening
3. I: dienstenrekening II: inkomensoverdracht
4. I: inkomensrekening II: kapitaalrekening

In 2021 mochten bedrijven vanwege corona een fiscale buffer opbouwen waardoor ze minder belasting betaalden. Wat is dit voor belasting?

1. directe belasting
2. indirecte belasting

Progressieve belasting betekent dat:

1. Iedereen meer belasting betaalt
2. Bij hogere inkomsten betaal je een hoger percentage belasting
3. Hoge inkomens betalen meer belasting dan lage inkomens
4. Bij hogere inkomsten daalt het belastingpercentage

Nika en Patrick betalen allebei € 300 aan gemeentelijke reinigingsheffing. Nika verdient € 40.000 en Patrick verdient € 20.000.
Is hier spraken van een progressieve of degressieve belastingheffing?

1. Progressieve belastingheffing
2. Degressieve belastingheffing

Bij progressieve belastingheffing betalen mensen met een hoger inkomen een hoger percentage belasting. Bijv. inkomensbelasting. Welk begrip sluit hier het beste bij aan?

1. Profijtbeginsel
2. solidariteitsbeginsel
3. Belastingbeginsel
4. Draagkrachtbeginsel

Twee beweringen over de lorenz curve.
I. De inkomens of inkomensgroepen worden van laag naar hoog gerangschikt.
II. De hoogte van de inkomens kun je uit de lorenz curve aflezen.Welke bewering(en) is/zijn juist?

1. Beide zijn juist
2. I is juist II is onjuist
3. I is onjuist II is juist
4. Beide zijn onjuist

I: als iedereen 10% meer inkomen krijgt, verandert de Lorenzcurve
II: als iedereen 100 euro meer inkomen krijgt, verandert de Lorenzcurve

1. beiden juist
2. beiden onjuist
3. alleen I juist
4. alleen II juist

I: een maximum energie prijs zorgt voor nivellering
II: verhoging minimumloon zorgt voor nivellering

1. beide juist
2. beide onjuist
3. alleen I juist
4. alleen II juist