Verleden tijd en Voltooide tijd werkwoorden

Verleden tijd en Voltooide tijd
 werkwoorden
1 / 31
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Verleden tijd en Voltooide tijd
 werkwoorden

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Werk in tweetallen
Schrijf op:
-enkelvoud verleden tijd
-meervoud verleden tijd
-voltooid deelwoord
Van deze werkwoorden:
-pakken
-leggen
-doden
-hopen
-kussen
-leven
-vrezen

Slide 22 - Slide

Verleden Tijd.
Ik ..... zijn hand gisteren.
A
schudde
B
schudden
C
schudte
D
schudten

Slide 23 - Quiz

Verleden Tijd.
Hij ..... gisteren pas heel laat.
A
antwoordte
B
antwoordde
C
anwoorde
D
antwoordten

Slide 24 - Quiz

Verleden Tijd.
Wij ..... gisteren de paarden.
A
voedte
B
voedten
C
voedden
D
voedde

Slide 25 - Quiz

Verleden Tijd.
De wonden ..... heel erg.
A
bloedde
B
bloedt
C
bloedden
D
bloedte

Slide 26 - Quiz

Verleden Tijd.
Het vliegtuig ..... gisteren pas heel laat.
A
landt
B
landden
C
landten
D
landde

Slide 27 - Quiz

Onregelmatige werkwoorden
Beginnen - Begon - Ik ben begonnen
Drinken - Dronk - Ik heb gedronken
Denken - Dacht - Ik heb gedacht
Brengen - Bracht - Ik heb gebracht
Vallen - Viel - Ik ben gevallen
Eten - At - Ik heb gegeten
Rijden - Reed - Ik heb gereden

Slide 28 - Slide

Verleden Tijd.
Ik ben ..........(schrikken)

Slide 29 - Open question

Verleden Tijd.
Ik .......(drinken) mijn cola op.

Slide 30 - Open question

Verleden Tijd.
Mijn moeder ......(dwingen) mij om mijn eten op te eten.

Slide 31 - Open question