Als in een zin met een werkwoordelijk gezegde maar één werkwoord (= pv) staat, is dat ene werkwoord een zelfstandig werkwoord:
Vanavond eten (zww) we pizza met zalm.
Als er meer werkwoorden in zo’n zin staan, staat ergens achter in de zin één zelfstandig werkwoord.
Alle overige werkwoorden, dus ook de persoonsvorm, zijn hulpwerkwoorden:
Vanavond kunnen (hww) we pizza met zalm eten (zww).
Vanavond zouden (hww) we pizza met zalm kunnen (hww) eten (zww).