Je wilt een huis huren. Waar kun je informatie krijgen?
A
De bank
B
De makelaar
C
De notaris
1 / 29
next
Slide 1: Quiz
BurgerschapMBOStudiejaar 1
This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes.
Items in this lesson
Je wilt een huis huren. Waar kun je informatie krijgen?
A
De bank
B
De makelaar
C
De notaris
Slide 1 - Quiz
Wat is een taak van het bestuur van de Europese Unie?
A
Bepalen wat er in de grondwet van ieder EU-land komt.
B
Bepalen wie de politieke leiders worden van de EU.
C
Het milieu te beschermen of te verbeteren.
Slide 2 - Quiz
Maakt de koning wetten?
A
Ja die maakt hij samen met de minister president.
B
Nee, hij ondertekent de nieuwe wet.
C
Hij maakt een nieuwe wet samen met de Tweede Kamer.
Slide 3 - Quiz
Waarom zie je zoveel oranje op Koningsdag?
A
Het is de kleur van de Nederlandse vlag.
B
Het is de favoriete kleur van de koning.
C
Het is de nationale kleur van Nederland.
Slide 4 - Quiz
De wasmachine is stuk, het tapijt is helemaal nat en niet meer te gebruiken. Wat doe je met het tapijt?
A
Je zet het naast de voordeur. Het kan daar wel een paar maanden staan.
B
Je verbrandt het tapijt.
C
Je brengt het tapijt naar het grofvuil.
D
Je levert het tapijt in bij de tapijtenwinkel
Slide 5 - Quiz
Er is bij je ingebroken. De laptop is gestolen. Welke verzekering heb je hiervoor?
A
aansprakelijkheids-
verzekering
B
inboedelverzekering
C
woonhuisverzekering
Slide 6 - Quiz
Je dochter van 18 is gestopt met haar studie, maar ze gaat met een andere studie beginnen. Ze weet niet of ze nog studiefinanciering krijgt. Wat kan zij het beste doen?
A
Wachten op een brief van DUO
B
Ze doet niets, ze krijgt vanzelf studiefinanciering
C
Ze vraagt informatie bij DUO
Slide 7 - Quiz
Een vader voedt zijn kind alleen op. Hij vindt dit moeilijk. Kan hij professionele hulp vragen bij de opvoeding?
A
Ja, dat kan.
B
Ja, de juf of meester kan helpen.
C
Nee, hij moet zijn familie of vrienden om hulp vragen.
Slide 8 - Quiz
Je gaat stemmen. Waar kan je informatie vinden over politieke partijen?
A
Bij de gemeente
B
Op de website van de politieke partijen
C
Bij de overheid
Slide 9 - Quiz
2 vaders, Bart en Peter, praten over de zoon van Bart. Bart leest slecht. Je moet samen lezen, zegt Peter. Wat kan Bart het best antwoorden?
A
Je mag dit niet over mijn kind zeggen.
B
Dit is niet mijn probleem.
C
Ik ga de juf vragen.
Slide 10 - Quiz
Ik weet niet op welke partij ik moet stemmen. Wat kan ik het best doen?
A
Op de partij stemmen waar mijn vriend op stemt.
B
Ik ga niet stemmen.
C
Het verkiezingsprogramma lezen.
Slide 11 - Quiz
Je hebt een ongeluk gehad. Wat is je eigen risico?
A
Het deel van de arts dat gratis is.
B
Het deel dat de zorgverzekering betaalt.
C
Het deel dat je zelf moet betalen.
Slide 12 - Quiz
Je bent bij de huisartsenpost en wacht totdat je geholpen wordt. Er komt een man binnen met een grote hoofdwond. Hij wordt direct geholpen, waarom is dat?
A
Hij heeft eerst met de huisarts gebeld.
B
Hij heeft een wond op zijn hoofd.
Slide 13 - Quiz
Waarvoor moet je gemeentebelasting betalen?
A
Ik betaal gemeentebelasting zodat ik naar school kan.
B
Ik betaal gemeentebelasting zodat de politie zorgt voor veiligheid in mijn woonplaats.
C
Ik betaal gemeentebelasting zodat mijn restafval wordt opgehaald.
Slide 14 - Quiz
U heeft een cursus basisadministratie, de docent vertelt iets wat u niet begrijpt. Wat kunt u het beste doen?
A
Uw hand opsteken en een vraag stellen.
B
Niets doen, later het antwoord thuis opzoeken.
C
Na de les de docent vragen.
Slide 15 - Quiz
Je kijkt naar een voetbalwedstrijd. Je hoort het Nederlandse volkslied. Wat is het begin van het volkslied?
A
Een prins van Oranje ben ik vrij onverveerd.
B
Wilhelmus van Nassouwe, ben ik van Duitsen bloed.
C
De koning van Hispanje heb ik altijd geëerd.
Slide 16 - Quiz
Je hebt fysiotherapie nodig. Hoe zit dat met de zorgverzekering?
A
Je mag bij de verzekering zelf kiezen wat je wilt verzekeren, bijvoorbeeld of je de kosten van de huisarts wilt verzekeren.
B
Als je zelf wilt betalen, hoef je geen verzekering.
C
Voor sommige kosten kan je een extra verzekering afsluiten.
Slide 17 - Quiz
Je wilt een huis kopen. Waar kan je informatie vragen?
A
Bij de bank.
B
Bij de gemeente.
C
Bij de makelaar.
Slide 18 - Quiz
Je dochter is klaar met de VMBO. Welke school kan ze kiezen?
A
hbo
B
universiteit
C
mbo
Slide 19 - Quiz
Je collega Martin wil niet praten met een joodse collega. Wat kan je het beste doen?
A
Boos worden op je collega.
B
Praten met je baas.
C
Niet meer samenwerken met je joodse collega.
Slide 20 - Quiz
Je hebt al weken pijn in je rug. Wat kan je het beste doen?
A
Niets
B
Je gaat naar het ziekenhuis.
C
Je gaat naar de huisarts.
Slide 21 - Quiz
Waarover geeft de verloskundige advies?
A
Zij geeft advies over de opvoeding.
B
Zij geeft advies over vaccinaties.
C
Zij geeft advies over de bevalling.
Slide 22 - Quiz
Je zoontje van 3 kan niet spelen met andere kindertjes. Hij maakt steeds ruzie. Wat kan je het beste doen?
A
Je gaat naar het consultatiebureau.
B
Je laat je kindje niet meer spelen met andere kindertjes.
C
Je vraagt hulp bij de kinderopvang.
Slide 23 - Quiz
Je hebt een klacht ingediend bij de gemeente, omdat de medewerker je niet goed geholpen heeft. Wat doe je?
A
Je belt met de burgermeester.
B
Je vraagt het adres van de medewerker.
C
Je wacht op bericht van de gemeente.
Slide 24 - Quiz
Elk jaar krijg je een jaaropgaaf van je baas. Voor wie is dit belangrijk?
A
Voor jouw baas.
B
Voor de belasting.
C
Voor jezelf.
Slide 25 - Quiz
Je hebt een nieuwe baan. je moet op een formulier je BSN-nummer invullen. Je weet je BSN-nummer niet. Wat doe je?
A
Je vult niets in.
B
Je zoekt je nummer op en vult het in.
C
Je vult het nummer van je baas in.
Slide 26 - Quiz
Je krijgt een formulier van de basisschool van je kind. Er wordt aan ouders gevraagd om te helpen op school. Wat is het beste antwoord?
A
Ouders moeten 1 keer per jaar op school helpen.
B
Je gaat niet helpen.
C
Je gaat helpen, want het is belangrijk.
Slide 27 - Quiz
De juf van je zoontje op de basisschool is jarig. Wat kan je het beste doen?
A
Je zoontje geeft een kaart aan de juf.
B
Je gaat samen met je zoontje op bezoek bij de juf thuis.
C
Je koopt een groot cadeau voor de juf.
Slide 28 - Quiz
Je hebt een nieuwe baan. Op donderdag werk je tot 4 uur. Je dochter van 4 is om 2 uur vrij. Wat kan je het beste doen?