Week 9 - Les 1


Week 9 - les 1
1 / 30
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson


Week 9 - les 1

Slide 1 - Slide

Planning
Lesdoelen: vocab & expressions hfd 1 beheersen, meervouden beheersen
1) Woorden oefenen
2) Herhaling meervoud
3) LU opdracht
4) Maken zelftesten 1.2 t/m 1.5
5) Overhoren vocab

Slide 2 - Slide

Woorden oefenen
Gebruik nu de komende 5 minuten om de woorden van Unit 1 zelfstandig (en in stilte) te oefenen:

* Quizlet
* Cram.com
* WRTS
* Woordentrainer (lesmethode)
* Boek
timer
5:00

Slide 3 - Slide

Planning
Lesdoelen: vocab & expressions hfd 1 beheersen, meervouden beheersen
1) Woorden oefenen
2) Herhaling meervoud
3) LU opdracht
4) Maken zelftesten 1.2 t/m 1.5
5) Overhoren vocab

Slide 4 - Slide

Hoe maak je meervouden in het Engels?
De algemene regel is:
Zet een -s achter het zelfstandig naamwoord.
Voorbeeld:
One boy --> two boys
One apple --> three apples
One house --> four houses
Onthoud: nooit 's! 

Slide 5 - Slide

Medeklinker + Y
Natuurlijk zijn er uitzonderingen op de algemene regel.
De uitzonderingen zijn: 
1. Eindigt het woord op medeklinker + Y --> meervoud wordt -ies
Voorbeeld: 
One hobby --> two hobbies
One story --> three stories

Slide 6 - Slide

Woorden op F of FE
2. Eindigt het woord op -f(e) --> meervoud wordt -ves
Voorbeeld:
one knife - two knives
one wife - three wives
one life - four lives
one calf - ten calves

Slide 7 - Slide

S-klanken
3. Eindigt woord op -s, -ss, -sh, -tch, -x --> meervoud wordt -es
Voorbeeld:
one bus --> two buses 
one business --> two businesses
one wish --> two wishes
one witch --> two witches
one box --> two boxes 

Slide 8 - Slide

Uit je hoofd leren 
De volgende woorden veranderen in spelling
man --> men
woman --> women
person --> people
tooth --> teeth


Slide 9 - Slide

Wat moet je doen om een woord in het meervoud te zetten in het Engels
A
Er een 's achter zetten
B
Er een -s achter zetten
C
Niks, alle woorden zijn meervoud
D
A, B en C zijn goed.

Slide 10 - Quiz

Wat is het meervoud van girl?
A
Girl's
B
Girl
C
Girls
D
A,B,C zijn goed

Slide 11 - Quiz

Wat is het meervoud van baby
A
baby's
B
babys
C
babies
D
babbies

Slide 12 - Quiz

Wat is het meervoud van toy
A
toys
B
toies
C
toy's
D
toyses

Slide 13 - Quiz

Wat is het meervoud van knife
A
Knifes
B
Knive
C
two pairs of knife
D
Knives

Slide 14 - Quiz

Wat is het meervoud van bus?
A
Buses
B
Busses
C
Bus
D
Bussen

Slide 15 - Quiz

Planning
Lesdoelen: vocab & expressions hfd 1 beheersen, meervouden beheersen
1) Woorden oefenen
2) Herhaling meervoud
3) LU opdracht
4) Maken zelftesten 1.2 t/m 1.5
5) Overhoren vocab

Slide 16 - Slide

LessonUp opdracht
Geef antwoord op de 10 vragen

Doe dit in het ENGELS

Slide 17 - Slide

Wat is het meervoud van...?
sheep

Slide 18 - Open question

Wat is het meervoud van...?
woman

Slide 19 - Open question

Wat is het meervoud van...?
baby

Slide 20 - Open question

Wat is het meervoud van...?
jeans

Slide 21 - Open question

Wat is het meervoud van...?
goose

Slide 22 - Open question

Wat is het meervoud van...?
church

Slide 23 - Open question

Wat is het meervoud van...?
fly

Slide 24 - Open question

Wat is het meervoud van...?
foot

Slide 25 - Open question

Wat is het meervoud van...?
ox

Slide 26 - Open question

Wat is het meervoud van...?
box

Slide 27 - Open question

Planning
Lesdoelen: vocab & expressions hfd 1 beheersen, meervouden beheersen
1) Woorden oefenen
2) Herhaling meervoud
3) LU opdracht
4) Maken zelftesten 1.2 t/m 1.5
5) Overhoren vocab

Slide 28 - Slide

Zelftesten
* Ga naar de online methode
* Maak van §1.2, §1.3, §1.4 en §1.5 de Test Jezelf

Slide 29 - Slide

Planning
Lesdoelen: vocab & expressions hfd 1 beheersen, meervouden beheersen
1) Woorden oefenen
2) Herhaling meervoud
3) LU opdracht
4) Maken zelftesten 1.2 t/m 1.5
5) Overhoren vocab

Slide 30 - Slide