wk 07: les 1 + 2 - 20 Pv en ond

Dinsdag 13 februari - 1HA
6e uur
  • 10 minuten stillezen
  • Terugblik 20 Persoonsvorm en onderwerp (blz. 82)
  • Huiswerkopdrachten bespreken
  • Aan de slag!

7e uur
  • Leesuur


timer
10:00
1 / 39
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Dinsdag 13 februari - 1HA
6e uur
  • 10 minuten stillezen
  • Terugblik 20 Persoonsvorm en onderwerp (blz. 82)
  • Huiswerkopdrachten bespreken
  • Aan de slag!

7e uur
  • Leesuur


timer
10:00

Slide 1 - Slide

Vorige les heb je...
....geleerd hoe je de pv en het ond moet vinden in een zin.

Slide 2 - Slide

Deze les ga je...
...verder oefenen met de pv en het ond. 

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Aan de slag!
Lees blz. 84
Maak opdr. 6, 7
Klaar? Maak de vragen op de volgende slides.

Slide 5 - Slide

Geef de persoonsvorm van de volgende zinnen.

Slide 6 - Slide

Waarom wandelt Elise de avondvierdaagse?

Slide 7 - Open question

Sam is vandaag tot 14:05 naar school geweest.

Slide 8 - Open question

Wie heeft er een scheet gelaten?

Slide 9 - Open question

Soms rijdt mijn broertje door een rood verkeerslicht.

Slide 10 - Open question

Werkwoordelijk gezegde

Slide 11 - Slide

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
'Ik ben aan het voetballen.'

Slide 12 - Open question

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
'Ik eet een banaan.'

Slide 13 - Open question

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
'Josefien heeft een fiets gestolen.'

Slide 14 - Open question

Onderwerp

Slide 15 - Slide

Wat is het onderwerp?
'Samen met jan ben ik wezen zwemmen.'
A
Jan
B
Ik
C
Samen met Jan
D
Er zit geen onderwerp in deze zin.

Slide 16 - Quiz

Wat is het onderwerp?
Susan gaf Lies een cadeautje.
A
Lies
B
een cadeautje
C
Susan
D
Er zit geen onderwerp in deze zin.

Slide 17 - Quiz

Wat is het onderwerp?
De bal vloog door het raam.
A
De bal
B
Het raam
C
Vloog
D
Er zit geen onderwerp in deze zin.

Slide 18 - Quiz

Zet de (onderdelen van) de zinsdelen bij de juiste benaming.
wwg
werkwoordelijk gezegde
ond
onderwerp
lv
lijdend voorwerp
mv
meewerkend voorwerp
De
lieve
kleinzoon
gaat
voor
een
cadeau
kopen.
zijn
oma

Slide 19 - Drag question

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:

Elke vrijdagavond hang ik lekker op de bank
A
ik
B
hang
C
op de bank
D
elke vrijdagavond

Slide 20 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:

Sturen jullie ook altijd verjaardagskaarten?
A
jullie
B
verjaardagskaarten
C
Sturen
D
altijd

Slide 21 - Quiz

Wat is in de onderstaande zin het gezegde?

Het publiek moest lang op de huldiging wachten.
A
moest
B
wachten
C
moest wachten
D
de huldiging

Slide 22 - Quiz

Wat is het gezegde in de onderstaande zin?

De komende jaren zal de temperatuur stijgen.
A
zal
B
stijgen
C
zal gaan stijgen
D
zal stijgen

Slide 23 - Quiz

Wat is het onderwerp in de volgende zin:

Hebben Anouk en Wendy de opdracht nog niet gemaakt?
A
Anouk en Wendy
B
Hebben
C
de opdracht
D
gemaakt

Slide 24 - Quiz

Wat is het onderwerp in de volgende zin:

Gisteravond hebben veel mensen naar het nieuwe programma gekeken.
A
gisteravond
B
hebben
C
gekeken
D
veel mensen

Slide 25 - Quiz

Op donkere dagen controleert de politie vaker fietsverlichting.

persoonsvorm:
onderwerp:

Slide 26 - Open question

Waar vind ik de hondenbrokken?
Persoonsvorm:
Onderwerp:

Slide 27 - Open question

In de dierentuin bezoek ik altijd de olifanten.

persoonsvorm:
onderwerp:


Slide 28 - Open question

Na 8 jaar kwam de moeder van mijn vriendin weer op televisie.
persoonsvorm:
onderwerp:

Slide 29 - Open question

Wie heeft de kaasstengels opgegeten?
Persoonsvorm:
Onderwerp:

Slide 30 - Open question

Het paard staat vrolijk in de wei.
Persoonsvorm:
Onderwerp:

Slide 31 - Open question

Help je me even mee?
Persoonsvorm:
Onderwerp:

Slide 32 - Open question

Welke snoepjes vind jij het lekkerst?
Persoonsvorm:
Onderwerp:

Slide 33 - Open question

Wie heeft alle antwoorden gevonden?
Persoonsvorm:
Onderwerp:

Slide 34 - Open question

Lezen jullie graag griezelverhalen?
persoonsvorm:
onderwerp:

Slide 35 - Open question

De taart is erg lekker.
Persoonsvorm:
Onderwerp:

Slide 36 - Open question

De trein heeft een uur vertraging.
persoonsvorm,
onderwerp

Slide 37 - Open question

De hond blijft stil in zijn mand.
persoonsvorm
onderwerp

Slide 38 - Open question

Klaar?
Verder lezen in je leesboek of
oefenen op

Slide 39 - Slide