H4F 3-3-2025 45 min

1 / 47
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Welcome! You need: laptop, grammar booklet, pen, notebook, Wasp

Slide 2 - Slide

Program
1. Learning goals (5 mins)
2. Recap grammar (10 mins)
3. Wasp task - homework (10-15 mins)
4. Check kennistoets period 2 (10 mins)
5. Rounding off together (5 mins)




Slide 3 - Slide

Learning goals
At the end of this lesson...

- I will have revised reading & listening homework
- I will have refreshed present perfect & past perfect
- I will have learned from kennistoets period 2





Slide 4 - Slide

Task to be finished before the holiday:
  1. Do exercise 36 (Wasp SF p.12)
  2. Read "Jack the Ripper" (Wasp Magazine 14-15)
  3. Do exercises 38 and 41 (SF, pp.13-14)
  4. Finish Past Perfect exercises

(you will also practise for your listening test!!)

Slide 5 - Slide

Short video Jack the Ripper?

Slide 6 - Slide

                                                    Refresher

Slide 7 - Slide

Choose the present perfect
A
She buys a car
B
She is buying a car
C
She has bought a car
D
She had bought a car

Slide 8 - Quiz

'They have been very friendly lately'
Why present perfect?

Slide 9 - Open question

Choose the simple past
A
We had played a game
B
We were playing a game
C
We have played a game
D
We played a game

Slide 10 - Quiz

'They were very friendly when we met them'

Why simple past?

Slide 11 - Open question

Choose the past perfect
A
He was making a mistake
B
He had made a mistake
C
He made a mistake
D
He has made a mistake

Slide 12 - Quiz

We are going to make a new combination
- Stel, je wil iets vertellen over 2 gebeurtenissen die 
na elkaar plaatsvonden, in het verleden
- bijvoorbeeld: 1) hij studeerde veel, 2) hij haalde de toets

- in het NL: hij haalde de toets, omdat ......
- OF: omdat ......., haalde hij de toets

Slide 13 - Slide

In het Engels: hetzelfde
- 2 gebeurtenissen die na elkaar plaatsvonden, in het verleden

-  hij haalde de toets, omdat hij veel gestudeerd had
- he ............. (pass) the test, because he ......... (study) a lot.


Slide 14 - Slide

Zo maak je de past perfect:
HAD + voltooid deelwoord 

Regular: They had walkED for miles    (stam + ED)

Irregular: They had caught the thieves (3rd column)

Slide 15 - Slide

Dus...
- 2 gebeurtenissen die na elkaar plaatsvonden, in het verleden
- He passed the test, because he had studied a lot
Het langst geleden: he had studied > past perfect 
Wat daarna kwam: he passed > simple past 

Wat is het langst geleden...? > past perfect

Slide 16 - Slide

Please fill in: simple past & past perfect
1. She ............... (visit) me after she .............. (finish) her work. 
2. Before we ............ (go) to Bali, we ........... (never travel) by plane.
3. As soon as they ........... (have dinner), they .......... (leave)
4. ............... (he / be happy) before he ................ (get) a divorce?
timer
3:00

Slide 17 - Slide

Please fill in: simple past & past perfect
1. She visited me after she had finished her work. 
2. Before we went to Bali, we had never travelled by plane.
3. As soon as they had had dinner, they left.
4. Had he been happy before he got a divorce?

Slide 18 - Slide

2 gebeurtenissen die 
na elkaar plaatsvonden, in het verleden

Stap 1: wat is het langst geleden...? > past perfect
Stap 2: wat gebeurde daarna...? > simple past

after, before, when, as soon as

Slide 19 - Slide

Articles
Articles zijn in het Nederlands lidwoorden zoals de, het en een.

Het Engels kent twee soorten lidwoorden: 
het bepaald lidwoord the en de onbepaalde lidwoorden a en an.

Waar we in het Nederlands 'de' of 'het' gebruiken, gebruikt het Engels alleen the.

Slide 20 - Slide

De regels: the
- The is het bepaald lidwoord, oftewel het definite article. 
Het kan zowel bij enkelvoud als bij meervoud gebruikt worden.

- Het lidwoord the maakt van een zelfstandig naamwoord een specifiek exemplaar. Net zoals het Nederlandse 'de' of 'het'.


Slide 21 - Slide

De regels: a / an
- Je gebruikt a of an als je het over iets of iemand in het algemeen hebt. Net zoals bij het Nederlandse 'een'.
- A gebruik je als de eerste letter van het woord dat volgt als een medeklinker wordt uitgesproken, ook al schrijf je een klinker!
- An gebruik je als de eerste letter van het woord dat volgt als een klinker wordt uitgesproken, ook al schrijf je een medeklinker!

Slide 22 - Slide

De regels: algemeen meervoud

- Als je in het algemeen iets in het meervoud wilt zeggen, laat je het lidwoord weg (cats are great pets)

Slide 23 - Slide

Vul in:
Het juiste lidwoord
... of X (= geen lidwoord)

Slide 24 - Slide

... European country
A
a
B
an
C
the
D
X

Slide 25 - Quiz

... M&M
A
a
B
an
C
the
D
X

Slide 26 - Quiz

... girls are smart.
A
a
B
an
C
the
D
X

Slide 27 - Quiz

... one and only
A
a
B
an
C
the
D
X

Slide 28 - Quiz

... apple tastes awful
A
a
B
an
C
the
D
X

Slide 29 - Quiz

... excellent idea
A
a
B
an
C
the

Slide 30 - Quiz

... Asia
A
a
B
an
C
the
D
X

Slide 31 - Quiz

... Middle East
A
a
B
an
C
the
D
X

Slide 32 - Quiz

It's ..... nice day.
A
a
B
an
C
the
D
X

Slide 33 - Quiz

To do:
Grammar booklet pp...

Slide 34 - Slide

Check exercise grammar booklet
1. a                                                                              P.9, exercise 1
2. the
3. an
4. the / the
5. an
6. an
7. the
8. the

Slide 35 - Slide

Name 2 things you've learned today.

Slide 36 - Open question

To do now:
Grammar booklet 
Exercises past perfect, pp.31-32



timer
10:00

Slide 37 - Slide

Task to be finished before the holiday:
  1. Do exercise 36 (Wasp SF p.12)
  2. Read "Jack the Ripper" (Wasp Magazine 14-15)
  3. Do exercises 38 and 41 (SF, pp.13-14)
  4. Finish Past Perfect exercises

(you will also practise for your listening test!!)
Checking after the holiday 

Slide 38 - Slide

Well done! You...


- know and can use the past perfect

- can make combinations with the past perfect

- know when your oral exam is due

Slide 39 - Slide

Next week....
ORAL EXAMS

And finish your task!

Slide 40 - Slide

& why?
timer
2:00

Slide 41 - Slide

Slide 42 - Link

Slide 43 - Link

Slide 44 - Link

Slide 45 - Slide

Slide 46 - Slide

With your group, talk about
setting
      - Describe the setting(s?) in your book  
      - An example from your book (read it to them)
      - How does the setting influence the story?
 
      - Differences / similarities between your books  

If you have extra time: find more similarities / differences!
timer
6:00

Slide 47 - Slide