Instructie 3.9 Biotechnologie

1 / 43
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

2 gelijke allelen (genen) voor een eigenschap noemen we:
A
Homozygoot
B
Heterozygoot
C
Dominant
D
Recessief

Slide 8 - Quiz

Hoe noemen we de variant van een gen dat altijd tot uiting komt in het uiterlijk als het aanwezig is?
A
Homozygoot
B
Heterozygoot
C
Recessief
D
Dominant

Slide 9 - Quiz

Wie zijn mannen in deze stamboom?
A
Alle personen weergegeven met een vierkant
B
Alle personen weergegeven met een rondje

Slide 10 - Quiz

Het gen voor taaislijmziekte is ...
A
Dominant
B
Recessief
C
Kan ik niet uit deze stamboom halen
D
Nog nooit van die woorden gehoord

Slide 11 - Quiz

In de afbeelding is een stamboom de overerving van albinisme bij een gezin weergegeven. De ouders uit dit gezin krijgen krijgen een vierde kind. Hoe groot is de kans dat dit kind pigment heeft?
A
25%
B
50%
C
75%
D
100%

Slide 12 - Quiz

Persoon nummer 4 heeft als enige blauwe ogen (genotype is bb). De rest heeft bruine ogen. Van welke personen in deze stamboom kun je met zekerheid zeggen dat ze het genotype Bb hebben?
A
1 en 2
B
1 en 3
C
2 en 3
D
2 en 5

Slide 13 - Quiz

Bij konijnen komen verschillende vachtkleuren voor, zoals een donkere vacht en een vachtkleur die ’Himalaya-type’ wordt genoemd. Het gen voor donkere vachtkleur is dominant (A).
De stamboom in afbeelding 6 geeft de overerving van de vachtkleur in een konijnenfamilie
weer. Geef de genotypen van konijn 1, 2 en 3.

A
1 = AA / 2 = AA / 3 = aa
B
1 = Aa / 2 = AA / 3 = aa
C
1 = Aa of AA / 2 = Aa of AA / 3 = aa
D
1 = Aa / 2 = Aa / 3 = aa

Slide 14 - Quiz

Of een koe roodbont is of zwartbont wordt bepaald door erfelijke factoren. Een koe en een stier, beide zwartbond en heterozygoot, krijgen twee nakomelingen. De nakomelingen krijgen samen een nakomeling die roodbont is. In de afbeelding zijn drie stambomen getekend. Welke stamboom kan de genotypen juist weergegeven?
A
Stamboom 1
B
Stamboom 2
C
Stamboom 3

Slide 15 - Quiz

Hoeveel generaties zijn afgebeeld in deze stamboom?
A
1
B
3
C
2
D
4

Slide 16 - Quiz

Zie deze stamboom, kun je afleiden welke eigenschap dominant is?
A
Ja, zwart
B
Ja, wit
C
Nee, niet af te leiden

Slide 17 - Quiz


Kun je op basis van de stamboom hiernaast met zekerheid zeggen welke eigenschap (blond of bruin) dominant is?
A
Nee
B
Ja, dat is bruin
C
Ja, dat is blond

Slide 18 - Quiz

Een recessieve eigenschap is een:
A
Eigenschap die snel tot uiting komt
B
Eigenschap die tot uiting komt als hij homozygoot voorkomt
C
Eigenschap die tot uiting komt als hij heterozygoot voorkomt

Slide 19 - Quiz

De kleur van erwten is een erfelijke eigenschap.
Een bepaalde erwtenplant is opgegroeid uit een gele erwt. Hij wordt gekruist met een andere erwtenplant die ook is opgegroeid uit een gele erwt. Onder de nakomelingen uit deze kruising komen zowel gele als groene erwten voor.

Wat is het genotype van beide ouderplanten voor de kleur van de erwten waaruit ze zijn opgegroeid?
A
Beide planten zijn heterozygoot.
B
Beide planten zijn homozygoot.
C
De ene plant is heterozygoot en de andere homozygoot.

Slide 20 - Quiz

Uit de resultaten van één bepaalde kruising is met zekerheid af te leiden, dat het gen voor korte haren dominant is.

Welke kruising is dit?
A
kruising 1 x 2
B
kruising 3 x 4
C
kruising 5 x 6

Slide 21 - Quiz

Twee ratjes worden gekruist. Beide ratten zijn bruin. Ze krijgen in drie jaar 26 jongen. Daarvan zijn er 19 bruin en 7 wit.
Welke eigenschap is dominant en geef de genotypen van de ouders?

A
Bruin = dominant Ouders: Aa x Aa
B
Bruin = dominant Ouders: AA x Aa
C
Wit = dominant Ouders: Aa x Aa
D
Wit = dominant Ouders: aa x aa

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

  • Genetische modificatie: de mens verandert de erfelijke eigenschappen van andere soorten organismen. 

  • Transgeen: de naam van de organismes die genetisch gemodificeerd worden.

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Video

Klassieke biotechnologie wijzigt direct het DNA.
A
Niet waar
B
Waar

Slide 31 - Quiz

Plotselinge verandering van het genotype noemen we......
A
recombinant-DNA-techniek
B
biotechnologie
C
mutatie
D
evolutie

Slide 32 - Quiz

Slide 33 - Slide

Misdaden oplossen en bestrijden met DNA onderzoek.
  • Elk mens heeft zijn eigen unieke DNA. Deze kan je halen uit de cellen in je bloed, sperma, huidschilvers, haar.

  • Het zichtbaar maken van het DNA als                                                                              een patroon van strepen en banden.

  • Uit het DNA kunnen ze het fenotype                                                           achterhalen.

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Wie was hier de dader?
A
verdachte 1
B
verdachte 2
C
verdachte 3
D
het slachtoffer

Slide 36 - Quiz

Met welk organisme wordt yoghurt gemaakt?
A
Schimmel
B
Plant
C
Bacterie
D
Dier

Slide 37 - Quiz

Wordt het gemaakt met behulp van  schimmels of bacteriën? 
Bacterie
Schimmel
Yoghurt
Zuurkool
Franse kaas
Bier
Brood

Slide 38 - Drag question

Welke bewering over de rol van DNA bij misdaadbestrijding is juist?
A
DNA gaat, zelfs na vele jaren, nooit kapot.
B
Bij een misdaad wordt altijd DNA gevonden.
C
Van elke Nederlander is het DNA bekend bij de politie.
D
Elke persoon heeft zijn eigen, unieke DNA.

Slide 39 - Quiz

Zijn dit argumenten  van voor- of tegenstanders van genetische manipulatie?
Voorstanders
Tegenstanders
Je kunt er ziektes mee behandelen.
Er komt meer voedsel, dus minder honger in de wereld.
Je mag niet knutselen aan dieren.
Je weet niet wat de gevolgen zijn.

Slide 40 - Drag question

wat is transgeen?
A
klassieke biotechnologie
B
er is geen trans aanwezig
C
een genetisch gemodificeerd dier
D
genetische modificatie

Slide 41 - Quiz

Is bij de toepassing van biotechnologie altijd sprake van genetische modificatie?
A
ja
B
nee

Slide 42 - Quiz

Wat is de verzamelnaam van technieken waarbij organismen worden gebruikt om producten te maken voor de mens?
A
DNA- recombinant techniek
B
Genetische modificatie
C
Biotechnologie
D
Klonen

Slide 43 - Quiz