- Aan het einde van de les weet je wat het persoonlijk voornaamwoord en het bezittelijk voornaamwoord is.
- Aan het einde van de les kun je het persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord vinden in de zin.
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Video
De tandarts is vandaag afwezig, want is ziek.
Nina vindt John leuk. Ze is verliefd op
Wanneer gaan verhuizen?
Hoeveel boterhammen eet per dag?
hij
je
ik
hem
zij
Slide 5 - Drag question
Persoonlijk en bezittelijk vnw
Een pers. vnw duidt een persoon of ding aan: Ik ben verliefd, ze zijn erg mooi, die vriendin van jou.
Een bez. vnw geeft aan van wie iets is. Het staat altijd vóór het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort. Mijn jas, onze fietsen, haar bekendste liedje.
Slide 6 - Slide
Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijke voornaamwoord
Slide 7 - Slide
Persoonlijk of bezittelijk?
Sommige woordsoorten (je, haar , ons, jullie, hun) kunnen zowel persoonlijk als bezittelijk voornaamwoord zijn. Je kunt dan het volgende trucje toepassen: - Een pers. vnw kun je vervangen door hijof hem. - Een bez. vnw kun je vervangen door zijn.
1. Is die kat van jullie ziek? --> Is die kat van hem ziek? jullie = pers vnw. 2. Dat is ons huis. --> Dat is zijn huis. ons = bez. vnw
Slide 8 - Slide
Wat is het pers. vnw?
Ik kijk televisie met mijn broertje.
Slide 9 - Open question
Wat is het pers. vnw?
Zij geeft mij altijd complimentjes.
A
zij
B
mij
C
zij en mij
D
Er zit geen pers. vnw. in.
Slide 10 - Quiz
Wat is het bez. vnw? Heb je mijn tas terug gegeven?
Slide 11 - Open question
Sleep het juiste bezittelijk voornaamwoord naar het juiste persoonlijk voornaamwoord.
ik
jij
hij
wij
zij (meervoud)
zijn
hun
mijn
onze
jouw
Slide 12 - Drag question
Zij kijkt ons doordringend aan.
ONS:
A
persoonlijk vnw
B
bezittelijk vnw
Slide 13 - Quiz
Ons idee is om een taart te bakken.
ONS:
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
Slide 14 - Quiz
Benoem het persoonlijk voornaamwoord. Hebben jullie je boek al terug?
Het persoonlijk voornaamwoord geeft een persoon of ding aan. Je kunt het vervangen door hij of hem. Het staat soms achter een zelfstandig naamwoord. Ze zijn erg lief.
Het bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets is. Het staat altijd voor een zelfstandig naamwoord. Je kunt het vervangen door zijn. Het is onze dag.
Slide 23 - Slide
Sleep het juiste bezittelijk voornaamwoord naar het juiste persoonlijk voornaamwoord.
ik
jij
hij
wij
zij (meervoud)
zijn
hun
mijn
onze
jouw
Slide 24 - Drag question
Maak een zin waarbij 'jullie' persoonlijk voornaamwoord is.
Slide 25 - Open question
Maak een zin waarbij 'jullie' bezittelijk voornaamwoord is.
Slide 26 - Open question
Vertel me eens op welke camping jullie je vakantie hebben doorgebracht.
me =
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
Slide 27 - Quiz
Vertel me eens op welke camping jullie je vakantie hebben doorgebracht.
Jullie
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
Slide 28 - Quiz
Vertel me eens op welke camping jullie je vakantie hebben doorgebracht.
Jullie
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
Slide 29 - Quiz
Op mijn school maakt iedereen een creatieve opdracht voor zijn leukste vak.
Mijn =
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
Slide 30 - Quiz
Op mijn school maakt iedereen een creatieve opdracht voor zijn leukste vak.
Zijn =
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
Slide 31 - Quiz
Volgens jou wil jullie vriend uit Urk jouw zeilbootje dus graag kopen.
jou =
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
Slide 32 - Quiz
Volgens jou wil jullie vriend uit Urk jouw zeilbootje dus graag kopen.
jullie =
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
Slide 33 - Quiz
Volgens jou wil jullie vriend uit Urk jouw zeilbootje dus graag kopen.
jouw =
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
Slide 34 - Quiz
't Is fijn dat ik 'm nog even gesproken heb voor z'n vertrek naar Amerika.
't =
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
Slide 35 - Quiz
't Is fijn dat ik 'm nog even gesproken heb voor z'n vertrek naar Amerika.
ik =
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
Slide 36 - Quiz
't Is fijn dat ik 'm nog even gesproken heb voor z'n vertrek naar Amerika.
'm =
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
Slide 37 - Quiz
't Is fijn dat ik 'm nog even gesproken heb voor z'n vertrek naar Amerika. z'n =
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
Slide 38 - Quiz
Zou u ons werkstuk deze week nog voor ons kunnen nakijken, meneer?
U=
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
Slide 39 - Quiz
Zou u ons werkstuk deze week nog voor ons kunnen nakijken, meneer?
Ons (de eerste) =
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
Slide 40 - Quiz
Zou u ons werkstuk deze week nog voor ons kunnen nakijken, meneer?
Ons (de tweede) =
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
Slide 41 - Quiz
vrijdag 19 februari - 2e uur
Maken: opdr. 3 van blz. 91 (H3 grammatica woordsoorten)