3.1 som- en verschilformules

3.1 som- en verschil formules
doel: ik kan een somtabel en een somformule maken en ik kan een verschiltabel en een verschilformule maken

uitleg
zelfstandig werken
1 / 15
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

3.1 som- en verschil formules
doel: ik kan een somtabel en een somformule maken en ik kan een verschiltabel en een verschilformule maken

uitleg
zelfstandig werken

Slide 1 - Slide

Somformule en verschilformule
Som betekent +
Verschil betekent -

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Link

Slide 7 - Slide

Som en verschil formules

Als dezelfde variabelen in twee formules zitten, kan je ze bij elkaar optellen of van elkaar aftrekken.

Deze formules gaan vaak over kosten, oppervlakte, huurprijs of het aantal keren dat iets voorkomt.

Slide 8 - Slide

Som en verschil formules 
Je huurt twee huisjes op een vakantiepark, maak de somformule en de verschil formule
Som (hoeveel is het samen + ):

Huurprijs in € = 80 + 250w
Huurprijs in € = 20 + 270w
Totaal            € = 100 + 520w
Verschil (wat is het verschil - ):

Huurprijs in € = 80 + 250w
Huurprijs in € = 20 + 270w -
Verschil        € =  60 - 20w

Slide 9 - Slide

Voorbeeld
Elektrische fiets: huurprijs in euro = 25 + 12,50a
Gewone fiets:    huurprijs is euro = 15 + 7,50a
a : aantal dagen


Als Peter beide fietsen huurt, moeten we dan de somformule of verschilformule gebruiken?
 

Slide 10 - Slide

Somformule
                     Huurpijs in euro = 25 + 12,50 a
                             Huurprijs in euro = 15 + 7,50 a        +
                               _____________________________________
Somformule:   Huurprijs in euro = 40 + 20,00 a      

Slide 11 - Slide

som- en verschilformule
Bij een verschilformule haal je de ene formule af van een andere formule. 

Voorbeeld  H = 5 + 10t                begingetal 5 - 2 = 3
                        H = 2  -  6             10t - - 6t = 10t + 6t = 16t
                        H = 3 + 16t  

(min en min achter elkaar wordt plus en een min voor een getal hoort bij het getal. Dus voor de 6 staat een min, dus het getal is -6.) 

Slide 12 - Slide

Maak van de 2 formules een somformule.
aantal = 5 + 6t
aantal = 4 + 2t
Wat is de somformule
A
aantal = 1 + 4t
B
aantal = 1 + 8t
C
aantal = 9 + 4t
D
aantal = 9 +8t

Slide 13 - Quiz

Maak van de 2 formules een verschilformule.
inhoud = 15 + 6p
inhoud = -5 + 4p
Wat is de verschilformule
A
inhoud = 10 + 6p
B
inhoud = 20 + 2p
C
inhoud = 10 + 2p
D
inhoud = 15 + 2p

Slide 14 - Quiz

zelfstandig werken
SE-2 Hoofdstuk 3 dinsdag 21 november


Slide 15 - Slide