T5B3&4 - Ecosysteem en veranderde

Veranderende ecosystemen
Thema 5 - Ecologie: basisstof 3 en 4
1 / 20
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 20 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Veranderende ecosystemen
Thema 5 - Ecologie: basisstof 3 en 4

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
5.3.1 Je kunt de voedselrelaties en de informatienetwerken binnen een ecosysteem beschrijven.
5.3.2 Je kunt de energiestromen door een ecosysteem beschrijven.
5.4.1 Je kunt veranderingen in een ecosysteem beschrijven.
5.4.2 Je kunt in een model gegeven informatie over ecosystemen gebruiken, bewerken en analyseren.

Slide 2 - Slide

Vraat
  • Planten beschermen zichzelf tegen vraat van insecten d.m.v. signaalstoffen. 

  • De signaalstoffen worden opgevangen door de planten in de omgeving die vervolgens gifstoffen produceren tegen de insecten.

Slide 3 - Slide

Planten beschermen zich tegen vraat én geven signaalstoffen + lokstoffen af als er wel vraat is
 stekels       / doornen                                 brandharen met giftige/bijtende stoffen





                                                  
mechanische afweer                                                                           chemische afweer

Slide 4 - Slide

Voedselrelaties
In een ecosysteem zijn er voedselrelaties: wie eet wie?
Planten zijn de 1e schakel in een voedselketen.

Het geheel van voedselrelaties in een levensgemeenschap noem je voedselweb

Slide 5 - Slide

Energie
Organische stoffen
Anorganische stoffen
(voortgezette) assimilatie
Chemische reactie
dissimilatie
Energie
Foto-autotroof                                    Chemo-autotroof
Heterotroof
Autotroof

Slide 6 - Slide

Trofische niveaus 

Slide 7 - Slide

Bruto Primaire Productie
Bruto Primaire Productie
Alle organische stoffen die producenten produceren =  Energie uit zonlicht omgezet in organische stof =  Fotosynthese = Koolstofassimilatie -> glucose!

Slide 8 - Slide

 Wat gebeurt er met BPP?
1. Brandstof -> dissimilatie! = D -> energie komt vrij als warmte 
Wat blijft er over? BPP – D = Netto Primaire Productie
2. Bouwstof -> groeien = lichaam bouwen =
voortgezette assimilatie -> eiwitten, vetten, andere koolhydraten!


Slide 9 - Slide

DUS
netto primaire productie = bruto primaire productie - verlies door ademhaling/sterfte van de planten/verbranding (autotroof organisme)

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Kringloop van stoffen

Slide 12 - Slide

Successie
pionier -> -> climax
 kenmerken:

  • meer biomassa
  • meer biodiversiteit 
    --> meer concurrentie
     
  • minder extreme 
    abiotische factoren

Slide 13 - Slide

Pionierecosysteem

- Weinig soorten
- Veel individuen van een soort
- Weinig ontwikkelde bodem
- Eenvoudig voedselweb
- Sterk wisselende abiotische factoren
Climaxecosysteem

- Veel soorten
- Weinig individuen van een soort
- Goed ontwikkelde bodem
- Complex voedselweb
- Constante abiotische factoren

Slide 14 - Slide

We kennen primaire en secundaire successie. Primair is bijvoorbeeld na natuurramp zoals aardverschuiving. Secundair is na bijvoorbeeld een bosbrand. Er is in dit tweede geval al een humuslaag en successie zal dan sneller gaan.

Slide 15 - Slide

Verlanding
Verlanding = vorm van successie waarbij bijv. een plas verandert in een bos op drassige grond (broekbos)

  1. In ondiepe delen groeien waterplanten. 
  2. Dode plantenresten zinken naar de bodem en vormt een laag modder of slib. 
  3. Hierdoor wordt de plas ondieper. Nu kunnen oeverplanten de plas in groeien. De bodem wordt verder opgehoogd en moerasplanten kunnen zich vestigen. 
  4. Tot slot ontstaat een broekbos, een bos op drassige grond.

Slide 16 - Slide

Gradiëntecosysteem
De biodiversiteit is het grootst in het gebied waar twee ecosystemen in elkaar over gaan --> gradiëntecosysteem 

Slide 17 - Slide

Gradiëntecosystemen
Bij gradiëntecosystemen zijn indicatorsoorten zichtbaar

Indicatorsoorten: Soorten die een aanwijzig geven over een kenmerk van het milieu

Slide 18 - Slide

Evenwicht in de omgeving 
Een systeem is in evenwicht als het zichzelf kan reguleren en daardoor stabiel blijft. Tussen twee evenwichten zit een omslagpunt (kantelpunt).

Voorbeelden:
  • Algenbloei bij eutroficatie ( komen we later op terug)
  • Konijnen in de duinen

Slide 19 - Slide

Aan de slag

Wat?                Basisstof 3: opdr. 33, 34, 40, 41, 42, 43,
                          Basisstof 4: opdr. 51, 52, 55, 58, 61
Hoe?               Online via BVJ
Vragen?         Boek of vraag om hulp
timer
15:00

Slide 20 - Slide