This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Spelling
hoofdletters
leestekens
meervoud
bijvoeglijk naamwoord
Slide 1 - Slide
Wat is juist gespeld?
A
Franse, Herfst, baby's
B
Franse, herfst, babys
C
franse, herfst, babys
D
Franse, herfst, baby's
Slide 2 - Quiz
Wat is het meervoud van bureau?
A
bureaus
B
bureau's
Slide 3 - Quiz
Wat is het meervoud van gameboy?
A
gameboys
B
gameboy's
Slide 4 - Quiz
Waarom schrijf je gameboys en niet gameboy's
Slide 5 - Open question
Wat is het meervoud van pony?
A
pony's
B
ponys
Slide 6 - Quiz
A
sombreros
B
sombrero's
Slide 7 - Quiz
Wat is juist gespeld?
A
jury's
B
jurys
Slide 8 - Quiz
Wat is het meervoud van idee?
A
ideeën
B
ideën
Slide 9 - Quiz
Wat is het meervoud van evangelie?
A
evangelieën
B
evangeliën
Slide 10 - Quiz
Waarom schrijf je bacteriën en niet bacterieën?
Slide 11 - Open question
Wat is goed gespeld?
A
melodieën
B
melodiën
Slide 12 - Quiz
Wat is goed gespeld?
A
café's
B
cafés
Slide 13 - Quiz
Wat is goed gespeld?
A
negligé's
B
negligés
Slide 14 - Quiz
Het koppelteken
Slide 15 - Slide
Hoe schrijf je dit woord goed: radiouitzending?
A
radioüitzending
B
radiouitzending
C
radio-uitzending
D
radio uitzending
Slide 16 - Quiz
Hoe schrijf je dit woord goed: televisieantenne?
A
televisieantenne
B
televisieäntenne
C
televisie antenne
D
televisie-antenne
Slide 17 - Quiz
Waarom schrijf gebruik je een koppelteken bij radio-uitzending en niet bij televisieantenne?
Slide 18 - Open question
Hoe schrijf je het woord: lenteui?
A
lente-ui
B
lenteui
Slide 19 - Quiz
Hoe schrijf je het woord: autoongeluk?
A
auto-ongeluk
B
autoongeluk
Slide 20 - Quiz
Slide 21 - Slide
Wat is goed geschreven?
A
Nieuw-Zeeland, 80-jarige, hotelrestaurant,
B
Nieuw-Zeeland, tachtigjarige, hotel-restaurant
C
Nieuw-Zeeland, 80-jarige, hotel-restaurant,
D
Nieuwzeeland, 80-jarige, hotel-restaurant
Slide 22 - Quiz
Wat is goed geschreven?
A
A4-formaat, nietrookster, sint-jozef
B
A4-formaat, niet-rookster, Sint-Jozef
C
A4-formaat, niet-rookster, Sint Jozef
D
A4-formaat, niet-rookster, sint-Jozef
Slide 23 - Quiz
Schrijf het woord goed op: mond+op+mond+beademing
Slide 24 - Open question
Schrijf het woord goed op: kassa+uitdraai
Slide 25 - Open question
Schrijf het volgende woord goed: voordeuren+en+achterdeuren+fabriek
Slide 26 - Open question
Getallen. Neem de zin over en verander waar nodig de cijfers en getallen in woorden: Volgens de krant heeft 20 procent van de 50'ers minstens 1/2 dag vrij in de week.
Slide 27 - Open question
Getallen. Neem de zin over en verander waar nodig de cijfers en getallen in woorden: HKC is al 3 keer kampioen geweest, maar dit jaar eindigde de ploeg op de 7e plaats.
Slide 28 - Open question
Wat is het juiste verwijswoord? Kies uit: deze, die, dit, dat, wie, wat. Wij gaan in huis alles ... donker is, in een lichtere kleur verven.
A
dat
B
die
C
wat
D
wie
Slide 29 - Quiz
Wat is het juiste verwijswoord? Kies uit: deze, die, dit, dat, wie, wat. Celeste was heel blij met de kleding ... ze van haar ouders had gekregen.
A
die
B
wat
C
dat
D
wie
Slide 30 - Quiz
Vul het juiste verwijswoord in. Kies uit: op wie, waarop. Maite is echt iemand ... je kunt bouwen.
A
waarop
B
op wie
Slide 31 - Quiz
Welke lijdende zin hoort bij deze bedrijvende zin? De onderzoeker lichtte de archeologische vondst toe.
A
De archeologische vondst werd door de onderzoeker toegelicht.
B
De archeologische vondst is door de onderzoeker toegelicht.
C
De archeologische vondst wordt door de onderzoeker toegelicht.
D
De archeologische vondst was door de onderzoeker toegelicht.
Slide 32 - Quiz
Welke lijdende zin hoort bij deze bedrijvende zin? Alex heeft bijna alle teamsporten wel eens geprobeerd.
A
Bijna alle teamsporten worden wel eens geprobeerd door Alex.
B
Bijna alle teamsporten werden wel eens geprobeerd door Alex.
C
Bijna alle teamsporten zijn wel eens geprobeerd door Alex.
D
Bijna alle teamsporten waren wel eens geprobeerd door Alex.
Slide 33 - Quiz
Incongruentie. Wat is juist? Het was erg teleurstellend dat maar veertig procent van de leerlingen de enquête invulden.
A
De zin is congruent.
B
De zin is incongruent.
Slide 34 - Quiz
Incongruentie. Wat is juist? De enorme groep oproerkraaiers hadden het centrum van de stad bijna bereikt.
A
De zin is congruent.
B
De zin is incongruent.
Slide 35 - Quiz
Beknopte bijzin. Is de zin goed of fout?
Luid clubliederen zingend brachten de supporters al ver voor de wedstrijd sfeer in het stadion.