Woordenschat: vergelijking

10 minuten lezen
timer
10:00
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

10 minuten lezen
timer
10:00

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Weekplanning
Woordenschat: vergelijkingen

Grammatica: naamwoordelijk of werkwoordelijk gezegde

SO Spelling hoofdstuk 1 tot en met 3
Vandaag

Les 2, week 44


Les 3, week 44

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Vandaag 

  1. Huiswerk nakijken
  2. Uitleg woordenschat vergelijkingen
  3. Zelf aan de slag

Slide 3 - Slide

Het lijdend voorwerp vind je door te vragen: 
WIE (OF WAT) + WERKWOORDELIJK GEZEGDE + ONDERWERP
Let op: 
Niet elke zin heeft een lijdend voorwerp: geen goed antwoord op de vraag? Geen lijdend voorwerp!
Lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel! 
Huiswerk nakijken
Waar? 
Bladzijde 59

Welke opdracht?
Opdracht 1, 2 en 4





Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 1
  • 1 ow = de coördinator; hij doet iets (gaat iets doen)
  • 2 ow = de uitverkoop; het ow is iets
  • 3 ow = Sommige dingen; het ow is iets
  • 4 ow = de voorzitter; hij doet iets (gaat iets doen)

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 2
  • 1 ow = de coördinator; hij doet iets (gaat iets doen)
  • 2 ow = de uitverkoop; het ow is iets
  • 3 ow = Sommige dingen; het ow is iets
  • 4 ow = de voorzitter; hij doet iets (gaat iets doen)

  • 1 pv = is
  • ow = Het openbaar vervoer
  • ng = is [ideaal]
  • 2 pv = schijnt
  • ow = Ruben uit klas 4
  • ng = schijnt [een veelbelovende gamer] te zijn
  • 3 pv = zal
  • ow = een eigen vakantiewoning
  • ng = zal [onbetaalbaar] blijven
  • 4 pv = is
  • ow = Jouw zelfgemaakte citroentaart met aardbeien
  • ng = is [heel lekker] geworden
  • 5 pv = blijkt
  • ow = Het nieuwe wetsvoorstel over privacy
  • ng = blijkt [nogal ingewikkeld]
  • 6 pv = schijnt
  • ow = alles
  • ng = schijnt [in orde]

Opdracht 2

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 2
  • 1 ow = de coördinator; hij doet iets (gaat iets doen)
  • 2 ow = de uitverkoop; het ow is iets
  • 3 ow = Sommige dingen; het ow is iets
  • 4 ow = de voorzitter; hij doet iets (gaat iets doen)

  • 1 a pv = zijn
  • ow = Nederlandse dj’s
  • ng = zijn [enorm populair]
  • bwb = de laatste jaren
  • 2 pv = geeft
  • ow = Dj Martin Garrix
  • wg = geeft
  • lv = een show voor alle leeftijden
  • bwb = in de RAI
  • 3 pv = belooft
  • ow = Garrix
  • wg = belooft
  • lv = een spetterende avond
  • mv = het publiek
  • bwb = Met zijn optreden
  • 4 pv = worden
  • ow = De bezoekers
  • ng = worden [steeds vrolijker]
  • bwb = tijdens deze spectaculaire show

Opdracht 4

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Goedemorgen klas 2C

Vandaag...

- stillezen
- Lezen hoofdstuk 1

- Uitleg woordenschat H1
- Opdrachten maken

Leerdoel:
- Ik kan vergelijkingen en metaforen herkennen en begrijpen

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Slide 10 - Video

This item has no instructions

Beeldspraak
Wanneer je iets zegt wat je figuurlijk bedoelt, gebruik je beeldspraak.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Beeldspraak
1. Vergelijking: Je zet twee dingen naast elkaar die op elkaar lijken (object en beeld) en je maakt gebruik van een verbindingswoord.

2. Metafoor: je gebruikt alleen het beeld. Het object wordt weggelaten.

3. Personificatie: een ding doet iets wat alleen een levend persoon kan.
  • Zo groen als gras.
  • Nu komt de aap uit de mouw.
  • Jan is de langste speler van het team.
  • Jan is de giraffe van het team.
  • De winter strooit zijn eerste vlokken uit.

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk 
Waar? 
Bladzijde 24-27

Welke opdracht?
Opdracht 1, 2.1, 2.2, 2.3, en 3.

Is dit huiswerk voor de volgende keer?
Ja

Wat moet ik doen als ik al klaar ben?
Je leest dan in je fictieboek



timer
10:00

Slide 13 - Slide

This item has no instructions