Les 3 budgetlijn en marginaal nut

Lesdoel: aan het eind van deze les kun je analyseren hoe personen tussen twee alternatieven kiezen.

  • Bespreken opdrachten
  • Herhaling budgetlijn en marginaal nut
  • Maken opdracht 8 en 9
  • Uitleg opofferingskosten
  • Maken opdracht 10 t/m 14

1 / 24
next
Slide 1: Slide
EconomieWOMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 70 min

Items in this lesson

Lesdoel: aan het eind van deze les kun je analyseren hoe personen tussen twee alternatieven kiezen.

  • Bespreken opdrachten
  • Herhaling budgetlijn en marginaal nut
  • Maken opdracht 8 en 9
  • Uitleg opofferingskosten
  • Maken opdracht 10 t/m 14

Slide 1 - Slide

Iets over prinsjesdag

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Ontstaan en toekomst van geld

Slide 4 - Mind map

De intrinsieke waarde van een bankbiljet is
A
de koopkracht van het biljet
B
de waarde die op het biljet staat
C
de waarde van het materiaal (papier plus drukkosten)
D
de waarde van het goud bij ECB als dekking

Slide 5 - Quiz

Wat zou een nadeel zijn van crypto's als betaalmiddel?

Slide 6 - Open question

Welke transactiekosten kun je hebben bij het kopen van een huis?

Slide 7 - Open question

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Herhaling budgetlijn: wat is blijven hangen?

Slide 10 - Slide

Budget=€100. Chips kost €0.75 en Frisdrank € 1,-

Hoeveel frisdrank kan Ismar kopen als hij 80 zakken chips koopt?
A
42
B
0
C
80
D
40

Slide 11 - Quiz

 Kijk goed naar deze grafiek: De groene lijn is de nieuwe situatie, de prijs van boeken is onveranderd.  

Slide 12 - Slide

Welke stellingen zijn (on)juist?
Stelling 1: Het budget is gestegen
Stelling 2: De prijs van CD's is gedaald
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 en 2 zijn juist
C
1 is onjuist, 2 is juist
D
beide zijn onjuist.

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Afnemend marginaal nut

Marginaal nut = hoe blij word je van een een extra product?

Een extra eenheid levert je steeds minder gelukspunten op.

Slide 16 - Slide

Lees en maak paragraaf 4 (opdracht 8 en 9)

Slide 17 - Slide

Lesdoel: aan het eind van deze les kun je analyseren hoe personen tussen twee alternatieven kiezen.

  • Uitleg opofferingskosten
  • Maken opdracht 10 t/m 14

  • Intro speltheorie: experiment

Slide 18 - Slide

Wat kies jij?
Je hebt de keuze tussen 2 baantjes:​

Een avond hapjes serveren op een feestje van je ouders, waarvoor je € 40 krijgt.​

Een avond toiletten schoonmaken in een drukke bioscoop, waarvoor je € 50 krijgt.

Slide 19 - Slide

Opdracht 10a
Veronderstel dat je niet meer leerplichtig bent en overweegt een baan te zoeken. ​

    Maak een overzicht van de voordelen van het volgen van verder onderwijs en een overzicht van de voordelen van een baan.

Slide 20 - Slide

Opofferingskosten
    Bij het maken van een keuze, kijk je naar de opofferingskosten.​

    De opofferingskosten zijn de voordelen van het beste alternatief.​
    Omdat je voor iets anders kiest, offer je deze voordelen op. ​

    We kiezen voor het alternatief met de laagste opofferingskosten.


Slide 21 - Slide

Welke keuze maak je en wat zijn de opofferingskosten?

  • Het avondje serveren, waarvoor je € 40 krijgt. Je zou het ook al voor € 10 gedaan hebben, omdat je het gewoon gezellig vindt.​
  • De avond toiletten schoonmaken, waarvoor je € 50 krijgt. Je vindt dit zó vies dat je het pas zou doen voor € 100.​
  • Een avond naar de bioscoop met een vriendin. Een kaartje kost € 15 en je gaat al heel regelmatig samen op stap (geen extra waardering: je zou er ook €15 voor willen betalen. )​



Welke keuze maak je en wat zijn de opofferingskosten van je keuze?

Slide 22 - Slide

Op basis van deze gegevens kies je dus voor ‘serveren’.​
Je opofferingskosten zijn € 0,-​

Stel dat het bioscoopbezoek met een nichtje uit Australië is, die toevallig 1 dag hier op bezoek is.​
Blijft de keuze hetzelfde als voorheen? ​
Wat verandert er?​
Wat zijn je opofferingskosten?

Slide 23 - Slide

Aan de slag
Opdracht 10 t/m 14

daarna: experiment

Slide 24 - Slide