H3 WEEK 8 Chap. 3 (bron H) + luisteren

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Bonjour tout le monde ! 

Start klaar ?

• Ga rustig op je vaste plek zitten.
• Doe je jas en oortjes uit.
• Doe je telefoon in het zakkie en in je tas.
• Op tafel: laptop, etui, boek en jdw-map
  
• Timer af: stoppen met praten & de les begint

Présence (Aanwezigheid)

Tout le monde est présent?

(Is iedereen aanwezig?)

Dernier cours ?

Leerdoelen

1. R Ik ken woorden die over het weer en de seizoenen gaan.
2. T1 Ik kan een lijdend voorwerp vervangen door een persoonlijk voornaamwoord.

*Leerdoelen zijn RTTI geformuleerd (in leerlingentaal).

Chapitre 3

Tot nu toe.....

Grammaire: (p. 127)

1. Passé composé met onregelmatige werkwoorden (avoir, être, faire, prendre) EN être

2. Het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp

Chapitre 5

Grammaire: (p. 43)

1. Het delend lidwoord

2. Het werkwoord 'venir'

PO + Vocabulaire

• PO: Luistervaardigheid

• Vocabulaire: t/m week 8 (in totaal 7 woordenlijst) FR-NL & NL-FR

en face de

à côté de

trop

la chambre

le lit

la vue

le petit déjeuner

le déjeuner

le diner

mauvais / bon

propre - sale

tegenover

naast

te, teveel

de (slaap)kamer

het bed

het uitzicht

het ontbijt

de lunch

het avondeten

slecht

schoon - vies

Quizlet

https://quizlet.com/join/aRfJKEWCX?i=1fpsze&x=1bqt

Week 3

mettre

hésiter

plus tard

avoir l'air

ça me fait plaisir

la viande

la glace

le lait

le poisson

le fromage

zetten, plaatsen

twijfelen

later

eruitzien, lijken

dat vind ik leuk

het vlees

het ijsje

de melk

de vis

de kaas

Quizlet

https://quizlet.com/join/aRfJKEWCX?i=1fpsze&x=1bqt

Vocabulaire - Semaine 5

Vul de woordjes in:

Herhaling - Bron H

Ik kan het lijdend voorwerp vervangen door een persoonlijk voornaamwoord.

Bron H af?

Regel

Het persoonlijk voornaamwoord le / la / les staat vóór de persoonsvorm.

De plaats van het persoonlijk vnw le / la/ les

Als je het lijdend voorwerp (LV) vervangt door le / la / les dan verandert de plaats van het LV.

Je mange une pizza aux poissons au restaurant.

Je la mange au restaurant.

la

Stap 1. Vervang het lijdend voorwerp door le / la / les

1. Elle a acheté des fleurs pour sa mère. 

2. Je mange une pizza aux poissons.

3. Nous regardons le journal tous les jours.

Stap 2: Zet het pers. vnw le / la / les vóór de PV

1. Elle a acheté des fleurs pour sa mère. 

2. Je mange une pizza aux poissons.

3. Nous regardons le journal tous les jours.

1. les

2. la

3. le

Stap 2: Zet het pers. vnw le / la / les vóór de PV

1. Elle a acheté des fleurs pour sa mère. 

2. Je mange une pizza aux poissons.

3. Elle regarde le journal tous les jours.

1. les

2. la

3. le

1. Elle les a acheté pour sa mère.

2. Je la mange au restaurant.

3. Nous le regardons tous les jours.

Maryam mange la glace à la fraise.

Zakaria aime le footbal.

Mon ami a regardé la télévision.

Sara a gagné le jeu.

Je vais chercher le sac.

Elle va apprendre le français.

Marwa va manger les fruits.

Leerdoelen

1. R Ik ken woorden die met eten en drinken te maken hebben.

2. T2 Ik kan een gesprek over eten en drinken begrijpen.

c'est pourquoi

car

depuis

donc

il faut

devenir

le rêve

le métier

chef de cuisine

dur

daarom

omdat

sinds

dus

je moet / men moet

worden

de droom

het beroep

chefkok

moeilijk / hard

Quizlet

https://quizlet.com/join/aRfJKEWCX?i=1fpsze&x=1bqt

week 6

Écouter A - chapitre 5

Au travail!

Écouter A 

Exercices

p.12-15:

Les devoirs pour le prochain cours...

Grandes Lignes:

• Exercices boek B: Bron B - Lire 9, 10ab, 11 (blz. 16-19)
• Apprendre vocabulaire: semaine 5

Evaluatie

Noem 'deux mots' die je hebt onthouden uit de les.

Schrijf 3 dingen op die
je deze les hebt geleerd

Stel 1 vraag over iets dat je
deze les nog niet zo goed hebt begrepen