M3 - H1 Spelling leestekens

Afronding H1, taalverzorging 
Spelling: afronden H1
Vooruitblik --> ww-spelling
1 / 51
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Afronding H1, taalverzorging 
Spelling: afronden H1
Vooruitblik --> ww-spelling

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
Leestekens goed gebruiken
  • Je kunt hoofdletters, punten, uitroeptekens en vraagteken gebruiken 
  • Je kunt hoofdletters, dubbele punten en aanhalingstekens in citaten gebruiken 
  • Je kunt komma's gebruiken

Slide 2 - Slide

Verschillen in betekenis

- Katten, spinnen, ijsberen, vissen, gieren, vliegen en honden slapen


- Katten spinnen, ijsberen vissen, gieren vliegen en honden slapen

Waardoor komt het verschil in betekenis?

Slide 3 - Slide

Weet je nog?
Wanneer gebruik je hoofdletters?

Slide 4 - Open question

Wanneer gebruik je géén hoofdletter?
A
Namen van winkels
B
Familienamen
C
Namen van maanden
D
Namen van musea

Slide 5 - Quiz

Wanneer gebruik je géén hoofdletter?
A
Namen van feestdagen
B
Namen van jaargetijden
C
Namen van personen
D
Namen van bedrijven

Slide 6 - Quiz

HOOFDLETTERS
Elke zin:

- Begint met een hoofdletter
- Eindigt met een punt, een vraagteken (als het een vraag is) of een uitroepteken (als het een zin met veel nadruk is)

Slide 7 - Slide

Zo gebruik je HOOFDLETTERS
  • aan het begin van een zin: Het feest duurt tot tien uur.
  • als de zin met ’s begint, verschuift de hoofdletter:
     ’s Middags eet ik brood.
  • bij namen: Stan Mol, Turfstraat, Apeldoorn, SP, Ford, 
     Kerstmis, Puma.
  • bij woorden die van namen zijn gemaakt: Oost-Europese,
     Chinese.

Slide 8 - Slide

GEEN HOOFDLETTERS
Let op: 

namen van dagen van de week (vrijdag), maanden (november), seizoenen (herfst) en windstreken (westen) 
krijgen GEEN hoofdletter.

Slide 9 - Slide

Meer LEESTEKENS

Naast punten, vraagtekens en uitroeptekens zijn er nog meer leestekens: 
komma, dubbele punt en aanhalingsteken.

Slide 10 - Slide

KOMMA
Een komma laat zien hoe een zin in elkaar zit. Je zet een komma
– tussen twee persoonsvormen;
– tussen de delen van een opsomming  
    (behalve voor het woord en);
– na een naam of een uitroep aan het begin van een zin;
– voor voegwoorden, zoals maar, want, doordat, nadat, omdat,
    terwijl, voordat, zodat, zodra.

Slide 11 - Slide

DUBBELE PUNT
Een dubbele punt laat zien dat je iets aankondigt of opsomt.

Slide 12 - Slide

Weet jij (nog) wat een citaat is?

Slide 13 - Mind map

DUBBELE PUNT in een citaat
Als je iemands woorden weergeeft in de directe rede, dus letterlijk, heet dat een ‘citaat’. Met een dubbele punt kun je een citaat aankondigen. Je zet het citaat tussen aanhalingstekens:
– Jasper zei: ‘Overmorgen ben ik jarig.’
– Danique vroeg: ‘Wie heeft zin in een potje voetbal?’
Als het citaat vooropstaat, gebruik je geen dubbele punt:
– ‘Overmorgen ben ik jarig’, zei Jasper.

Slide 14 - Slide

GEEN citaat
Als je iemands woorden in de indirecte rede weergeeft, 
gebruik je geen aanhalingstekens. en geen dubbele punt.

– Jasper zei dat hij overmorgen jarig is.

Slide 15 - Slide

Schrijf over. Zet leestekens waar dat moet.

Als het pijn doet geef je maar een gil

Slide 16 - Open question

Schrijf over. Zet leestekens waar dat moet.
Levi wil je die bak met pennen potloden en stiften aangeven

Slide 17 - Open question

Schrijf over. Zet leestekens waar dat moet.

Ik blijf vandaag thuis omdat ik schoolziek ben

Slide 18 - Open question

‘Sara zei:‘ Ik heb een super vakantie gehad.
A
Goed
B
Fout

Slide 19 - Quiz

Fernando vroeg: ‘Wil je de suiker aangeven?’
A
Goed
B
Fout

Slide 20 - Quiz

Marly zei tegen Waldo: ‘Ik kan je niet vinden.’
A
Goed
B
Fout

Slide 21 - Quiz

Het jongetje vroeg aan zijn moeder: ‘Zijn we er bijna’?
A
Goed
B
Fout

Slide 22 - Quiz

Thomas zei ‘Daar heb ik geen zin in.’
A
Goed
B
Fout

Slide 23 - Quiz

De jongen riep: ‘Maurice, wacht even!’
A
Goed
B
Fout

Slide 24 - Quiz

Mike vroeg Vera heb je de toets goed gemaakt?


De bovenstaande zin kan met leestekens op twee manieren worden opgeschreven:

Wat wordt dan het verschil in de betekenis?

Slide 25 - Slide

Mike vroeg Vera heb je de toets goed gemaakt?

Degene die de vraag stelt verschilt.


 1 = 
Mike vroeg: ‘Vera, heb je de toets goed gemaakt?’
Dan vraagt Mike iets aan Vera.

2 = ‘Mike,’ vroeg Vera ‘heb je de toets goed gemaakt?’
Dan vraagt Vera iets aan Mike.

Slide 26 - Slide

GELEERD

- je kunt hoofdletters, punten, uitroeptekens en vraagteken gebruiken
- je kunt hoofdletters, dubbele punten en aanhalingstekens in citaten gebruiken
- je kunt komma's gebruiken
LEESTEKENS GOED GEBRUIKEN

Slide 27 - Slide

Taalverzorging spelling 
Leestekens gebruiken (blz. 32)

Slide 28 - Slide

Een ander woord voor het gebruik van leestekens is
A
punctueel
B
interpunctie
C
pedicure
D
publicatie

Slide 29 - Quiz

Even oefenen
Wat weet je nog van leestekens en hoofdletters?

Verbeter de volgende zinnen:






Slide 30 - Slide

hij zei alles is gelogen

Slide 31 - Slide

Hij zei: 'Alles is gelogen.'

Slide 32 - Slide

dit is een citaat zei hij

Slide 33 - Slide

'Dit is een citaat', zei hij.

Slide 34 - Slide

dit is zei hij een citaat

Slide 35 - Slide

'Dit is', zei hij, 'een citaat.'

Slide 36 - Slide

volgens meneer rutte kunnen de scholen best open blijven

Slide 37 - Slide

Volgens meneer Rutte kunnen de scholen best open blijven.

Slide 38 - Slide

meneer rutte is een eikel zegt dani

Slide 39 - Slide

'Meneer Rutte is een eikel', zegt Dani.

Slide 40 - Slide

naomi roept door de klas nu ben ik het een keer met je eens

Slide 41 - Slide

Naomi roept door de klas:'Nu ben ik het een keer met je eens.'

Slide 42 - Slide

nicky vraagt wat is het rivm

Slide 43 - Slide

Nicky vraagt:'Wat is het RIVM?'

Slide 44 - Slide

kom jij van een andere planeet vraagt damon

Slide 45 - Slide

'Kom jij van een andere planeet?', vraagt Damon.

Slide 46 - Slide

valeries hobby's zijn hardlopen tennis en gitaar spelen

Slide 47 - Slide

Valeries hobby's zijn hardlopen, tennis en gitaar spelen.

Slide 48 - Slide

wij gaan naar de vs op vakantie omdat mijn vader amerikaans is

Slide 49 - Slide

Wij gaan naar de VS op vakantie, omdat mijn vader Amerikaans is.

Slide 50 - Slide

Slide 51 - Slide