NN6 2KGT hoofdstuk 1 taalverzorging 2 samengestelde zinnen

1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Waar ging de vorige les over?
Woordsoorten

Slide 2 - Mind map

Lesdoelen
  • Je leert over  samengestelde zinnen
  • Je kunt voegwoorden gebruiken om samengestelde zinnen te maken

Slide 3 - Slide

Samengestelde zinnen
Samengestelde zinnen bestaan uit twee losse zinnen die aan elkaar zijn geplakt.

Een samengestelde zin heeft twee persoonsvormen.

Slide 4 - Slide

benoem de persoonsvorm:
Marloes neemt cola mee.

Slide 5 - Open question

Benoem de persoonsvorm:
Peter zorgt voor de chips.

Slide 6 - Open question

Benoem de persoonsvormen:
Marloes neemt cola mee en Peter zorgt voor de chips.

Slide 7 - Open question

voegwoorden
In een samengestelde zin staat ook een voegwoord: een woord waarmee je de zinnen aan elkaar plakt. Voegwoorden zijn bijvoorbeeld: en, terwijl, omdat, zodat, nadat, als, toen, want, maar, of, dus.
Vaak staat het voegwoord tussen de twee zinnen, maar het kan ook vooraan staan. 

Slide 8 - Slide

Benoem het voegwoord:
Ik ga vandaag lopen, omdat mijn fiets kapot is.

Slide 9 - Open question

Benoem het voegwoord:
Ik heb geen brood mee, dus ik moet naar de Aldi.

Slide 10 - Open question

Benoem de persoonsvorm(en):
Ik ga vandaag lopen, omdat mijn fiets kapot is.
A
lopen
B
ga
C
is
D
kapot

Slide 11 - Quiz

Benoem de persoonsvorm(en):
Omdat ik mijn brood ben vergeten, moet ik naar de Aldi.

Slide 12 - Mind map

Wat kan ik nu?
  • Samengestelde zinnen herkennen.
  • Voegwoorden herkennen en gebruiken in samengestelde zinnen.
  • De persoonsvormen benoemen in een samengestelde zin.

Slide 13 - Slide

Aan het werk
Lees en maak een star  op bladzijde 56 -57 met de opdrachten 1 t/m 4. 

Slide 14 - Slide

Wat heb je geleerd vandaag?

Slide 15 - Open question