Werkwoordspelling herhaling + moeilijke werkwoorden

Welkom!
Telefoon in de telefoonzak.

Boekpresentatie

Werkwoordspelling
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom!
Telefoon in de telefoonzak.

Boekpresentatie

Werkwoordspelling

Slide 1 - Slide

Wat heb je nodig?

Je laptop.

Vul de LessonUp code in. Gebruik je eigen naam.

Slide 2 - Slide

Doelen
Ik kan de persoonsvorm tegenwoordige tijd goed spellen.

Ik kan de persoonsvorm verleden tijd goed spellen.

Ik kan het voltooid deelwoord goed spellen.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Ik (lopen) naar school, maar mijn zus (pakken) liever de fiets.
A
loop, pak
B
loopt, pakt
C
loop, pakt
D
loopt, pak

Slide 5 - Quiz

Er (gebeuren) veel in de ruimte, als de directeur niet (kijken).
A
gebeuren, kijkt
B
gebeurt, kijkt
C
gebeurd, kijkt
D
gebeurdt, kijkt

Slide 6 - Quiz

Wat is juist?

'Wat je vindt, dat mag je houden. Vindt je ook niet?'
A
Fout, eerste 'vindt' moet zonder 't'.
B
Fout, beide keren moet 'vindt' zonder 't'.
C
Fout, tweede 'vindt' moet zonder 't'.
D
Deze zin is goed gespeld.

Slide 7 - Quiz

Wat we nu gaan doen
- Herhaling spelling van werkwoorden in de verleden tijd
- Oefenen met de werkwoorden in de verleden tijd
 

Slide 8 - Slide

Persoonsvorm verleden tijd
Staat de zin in de verleden tijd? Dan schrijf ik de pv ook in de verleden tijd.
Sterke werkwoorden veranderen van klank.
Lopen wordt liep, zwemmen wordt zwom, 
Zwakke werkwoorden veranderen niet van klank.
Hoe werkt dat dan? Dat zie je op de volgende slide.

Slide 9 - Slide

pv vt zwakke werkwoorden
Enkelvoud:
- Laatste letter van de stam in 't ex kofschip? Dan stam + te
- Laatste letter niet in 't ex kofschip? Dan stam + de
Meervoud:
- Laatste letter van de stam in 't ex kofschip? Dan stam + ten
- Laatste letter niet in 't ex kofschip? Dan stam + den

Slide 10 - Slide

Welke werkwoordsvorm is juist?

De sportleraar (organiseren) vorige week een wedstrijd.
A
organiserde
B
organiseerte
C
organiseerde
D
georganiseerd

Slide 11 - Quiz

Welke persoonsvorm is correct?

'Gisteren (lunchen) ik met mijn oma.'
A
lunchde
B
lunchte
C
lunchete
D
lunchede

Slide 12 - Quiz

Welke werkwoordspelling is juist? (let op: vt)

'Aan het begin van het jaar (besteden) we veel tijd aan werkwoordspelling'
A
besteden
B
besteede
C
besteedden
D
besteeden

Slide 13 - Quiz

Voltooid deelwoord
Het werkwoord geeft aan dat de handeling is afgerond.

Sterke werkwoorden eindigen meestal op -en.
zwemmen -> gezwommen
lopen -> gelopen
krijgen -> gekregen

Slide 14 - Slide

Voltooid deelwoord
Bij zwakke werkwoorden gebruik ik 't ex kofschip om te kijken of ik een d of een t moet gebruiken.
- kijk naar de laatste letter van de stam.

> zit deze letter in 't ex kofschip?
Dan schrijf je het voltooid deelwoord met een -t

> zit deze letter niet in 't ex kofschip?
Dan schrijf je het voltooid deelwoord met een -d

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

't ex kofschip
- Werkwoord fietsen. Stam is fiets. De laatste letter van de stam zit in 't ex kofschip. Dus: gefietst.

- Werkwoord repareren. Stam is reparer. De laatste letter van de stam zit niet in 't ex kofschip. Dus: gerepareerd

Slide 17 - Slide

Nu jij: noteer het voltooid deelwoord van het volgende werkwoord: AANVALLEN

Slide 18 - Open question

VERVEN
Maaike heeft een schilderij .........

Slide 19 - Open question

Welke zin is juist gespeld?
A
Sophie heeft haar vinger verbrandt.
B
Sam en Tom moesten op de bus wachtten.
C
Het verbrandde haar van Sjors stinkt enorm.
D
Tom verbreedde zijn tuinpad.

Slide 20 - Quiz

De drie zinnen die nu wel goed zijn:
1. Sophie heeft haar vinger verbrand. 
Waarom met een 'd' en niet met 'dt'? 

2. Sam en Tom moesten op de bus wachten. 
Waarom met één 't' en niet met twee? 

3. Het verbrande haar van Sjors stinkt enorm. 
Waarom één 'd' en niet met twee? 

Slide 21 - Slide

Wat valt je op aan onderstaande werkwoorden?

Het gebeurt nu - Het is gebeurd.
Zij verbetert haar huiswerk - Zij heeft verbeterd.
Zij gelooft het niet - Zij heeft het niet geloofd.
Hij verstuurt een appje - Hij heeft een appje verstuurd.

Slide 22 - Slide

Heb je de doelen behaald?
(pvtt en pvvt goed spellen,
vdw goed spellen)
A
Ja, zeker weten
B
Ik denk het wel
C
Nee, ik ga er mee bezig
D
Ik wil graag extra uitleg

Slide 23 - Quiz

Huiswerk voor woensdag
Lees de theorie door (p. 110 van Nieuw Nederlands). 
Het gaat over de lastige werkwoordsvormen. De tegenwoordige tijd en de voltooide tijd klinken hetzelfde, maar schrijf je anders.

Maak de opdrachten 1 tot 6 op bladzijde 110 en 111. 


Slide 24 - Slide

Ook huiswerk
Schrijf op:
Volgende week maandag, 22 november, 
TOETS WERKWOORDSPELLING

Wat moet je weten? Pv tt, pv vt, vdw, vdw als bnw.
Bladzijden: 32/33, 84/85, 110/111.

Slide 25 - Slide

Ook huiswerk
Zoek een leesboek voor de fictieopdracht van periode 2 (boekendoos). Zorg dat je die deze week hebt! 
Volgende week maandag heb je je boek mee!

De opdracht wordt later uitgelegd.
Kies minimaal een c-boek. Twijfel je? Vraag even aan mij of je je gekozen boek mag lezen voor deze opdracht.

Slide 26 - Slide