Geef het te laat briefje dan aan de docent. Dit is jouw verantwoordelijkheid.
Slide 2 - Slide
This item has no instructions
Programma
Lesdoelen
Theoretische gedeelte
Leeractiviteit
Afsluiting les
Slide 3 - Slide
Deel 1: 90 min (2 x45 min)
5 min. Welkom en AWR
5 min. Energizer
4 min. lesdoelen
3 min. Programma
20 min Uitleg en Opbouw vak
10 min Theoretische gedeelte
20 min Leeractiviteit 2
10 min Lesdoelen check
3 minuten afsluiting les
80 min. totaal
Lesdoelen
Je hebt kennis over de basisbegrippen toe behorende bij observeren, signaleren en rapporteren zoals; analyseren, interpreteren, ordenen, objectief en subjectief.
Slide 4 - Slide
This item has no instructions
Theoretische gedeelte
Slide 5 - Slide
This item has no instructions
Observeren
Observeren is iets anders dan waarnemen.
Waarnemen doe je altijd, observeren doe je in een bijzondere situatie.
Wanneer je observeert, doe je dit altijd doelgericht en volgens een bepaalde methode. Je formuleert dus altijd vooraf het doel van je observatie.
Je beschrijft wie, wat, waar en wanneer je gaat observeren. Observeren gaat altijd over het gedrag. Je bent daarbij objectief en kijkt naar de feiten.
Slide 6 - Slide
Observeren is iets anders dan waarnemen. Waarnemen doe je altijd, observeren doe je in een bijzondere situatie. Wanneer je observeert, doe je dit altijd doelgericht en volgens een bepaalde methode. Je formuleert dus altijd vooraf het doel van je observatie. Je beschrijft wie, wat, waar en wanneer je gaat observeren. Observeren gaat altijd over het gedrag. Dat ga je onderzoeken. Wanneer je observeert, is het van belang dat je niet interpreteert. Je bent zo objectief mogelijk. Objectief observeren is moeilijk, omdat je je niet mag laten beïnvloeden door je eigen mening, ervaring of betrokkenheid. Je mag dus alleen naar de feiten kijken.
Slide 7 - Slide
This item has no instructions
Signaleren
Het opmerken van bijzonderheden in gedrag noem je signaleren. Binnen je toekomstige beroep is dit een belangrijke vaardigheid.
Aan verzamelde informatie moet je een betekenis geven. Je noemt dit interpreteren. Vervolgens handel je hiernaar.
Slide 8 - Slide
This item has no instructions
Signaleren: voorbeeld
Sofie werkt in de gehandicaptenzorg. Vandaag begeleidt ze Joke. Sofie helpt haar bij het wassen en aankleden. Tijdens het wassen valt het Sofie op dat Joke kortademig is. Ze lijkt het benauwd te hebben. Ze bespreekt dit met Joke, die aangeeft dat ze hiervan al de hele nacht last heeft.
Wat moet Sofie nu doen?
Slide 9 - Slide
This item has no instructions
Rapporteren
Een van de manieren om gegevens te verwerken, is het schrijven van een observatieverslag. In dit verslag beschrijf je objectief alle opvallende punten die je hebt geobserveerd. Vaak gebeuren er veel dingen tegelijk. Het is handig om dan steekwoorden te gebruiken.
Slide 10 - Slide
Met het grootste deel van deze informatie doe je helemaal niets. Je eet bijvoorbeeld een boterham met kaas. Je proeft dit, maar je doet niets met deze informatie. Het is normaal. Ook tijdens je werk ben je steeds bezig met waarnemen. Maar hier is het van belang dat je dit bewust doet. Je kijkt steeds bewust naar wat er met de cliënt of in de groep gebeurt. Het helpt je om de cliënt beter te leren kennen. Je weet wat de cliënt nodig heeft en daarop pas je de begeleiding aan.
Rapporteren
Rapporteren is het vastleggen van informatie. Belangrijk, omdat je dan de informatie die je hebt verzameld bij de observatie kunt delen – niet alleen met de cliënt of naastbetrokkenen, maar ook met je collega’s en leidinggevende. Ook kan het soms handig zijn om te kijken hoe de situatie in het verleden was. Je bewaart je opgedane kennis.
Slide 11 - Slide
Met het grootste deel van deze informatie doe je helemaal niets. Je eet bijvoorbeeld een boterham met kaas. Je proeft dit, maar je doet niets met deze informatie. Het is normaal. Ook tijdens je werk ben je steeds bezig met waarnemen. Maar hier is het van belang dat je dit bewust doet. Je kijkt steeds bewust naar wat er met de cliënt of in de groep gebeurt. Het helpt je om de cliënt beter te leren kennen. Je weet wat de cliënt nodig heeft en daarop pas je de begeleiding aan.
Rapporteren
Een andere manier om gegevens te verwerken, is tellen of turven. Je werkt dan vaak met een observatieschema.
Slide 12 - Slide
Met het grootste deel van deze informatie doe je helemaal niets. Je eet bijvoorbeeld een boterham met kaas. Je proeft dit, maar je doet niets met deze informatie. Het is normaal. Ook tijdens je werk ben je steeds bezig met waarnemen. Maar hier is het van belang dat je dit bewust doet. Je kijkt steeds bewust naar wat er met de cliënt of in de groep gebeurt. Het helpt je om de cliënt beter te leren kennen. Je weet wat de cliënt nodig heeft en daarop pas je de begeleiding aan.
Rapporteren: AVG
Zodra jij jouw observaties opslaat in een dossier of archief, valt deze informatie onder de AVG: de Algemene verordening gegevensbescherming. De belangrijkste regels voor de omgang met persoonsgegevens in Nederland zijn hierin vastgelegd. De cliënt heeft recht op inzage van zijn of haar persoonsgegevens. Ook de ouders van een minderjarige cliënt mogen altijd hun dossier of dat van hun kind inzien. Hierbij is minderjarig tot 16 jaar.
Slide 13 - Slide
Met het grootste deel van deze informatie doe je helemaal niets. Je eet bijvoorbeeld een boterham met kaas. Je proeft dit, maar je doet niets met deze informatie. Het is normaal. Ook tijdens je werk ben je steeds bezig met waarnemen. Maar hier is het van belang dat je dit bewust doet. Je kijkt steeds bewust naar wat er met de cliënt of in de groep gebeurt. Het helpt je om de cliënt beter te leren kennen. Je weet wat de cliënt nodig heeft en daarop pas je de begeleiding aan.
Analyseren van gegevens
Stap 1: gegevens rubriceren.
Rubriceren is het indelen van gegevens onder de juiste noemer.
Casus:
Maaike gaat in gesprek met Simon en die vertelt het volgende: ‘Ik ben altijd alleen geweest en ik voel me ook alleen. Ik hou wel van katten. Toen ik nog thuis woonde, had ik een kat. Mijn kat heet Floris, die is nu bij mama. Mijn kat trok altijd aan mijn schoenveters. Andere dieren vind ik ook leuk, hoor. Kunnen we naar de dierentuin? Dat vind ik leuk. Of naar het bos? Als er maar dieren zijn.’ De collega van Maaike roept: ‘Telefoon voor je Maaike, kom je even?’
Slide 14 - Slide
Met het grootste deel van deze informatie doe je helemaal niets. Je eet bijvoorbeeld een boterham met kaas. Je proeft dit, maar je doet niets met deze informatie. Het is normaal. Ook tijdens je werk ben je steeds bezig met waarnemen. Maar hier is het van belang dat je dit bewust doet. Je kijkt steeds bewust naar wat er met de cliënt of in de groep gebeurt. Het helpt je om de cliënt beter te leren kennen. Je weet wat de cliënt nodig heeft en daarop pas je de begeleiding aan.
Analyseren van gegevens I
Cliënttypering
Simon geeft aan van dieren te houden.
Woon- en leefomstandigheden
Simon heeft thuis een kat die nu bij zijn moeder is.
Participatie
Simon geeft aan dat hij graag naar een dierentuin of bos wil om dieren te kunnen bekijken.
Mentaal welbevinden
Simon geeft aan dat hij zich alleen voelt.
Slide 15 - Slide
Met het grootste deel van deze informatie doe je helemaal niets. Je eet bijvoorbeeld een boterham met kaas. Je proeft dit, maar je doet niets met deze informatie. Het is normaal. Ook tijdens je werk ben je steeds bezig met waarnemen. Maar hier is het van belang dat je dit bewust doet. Je kijkt steeds bewust naar wat er met de cliënt of in de groep gebeurt. Het helpt je om de cliënt beter te leren kennen. Je weet wat de cliënt nodig heeft en daarop pas je de begeleiding aan.
Analyseren van gegevens I
Urgentiematrix
Slide 16 - Slide
Met het grootste deel van deze informatie doe je helemaal niets. Je eet bijvoorbeeld een boterham met kaas. Je proeft dit, maar je doet niets met deze informatie. Het is normaal. Ook tijdens je werk ben je steeds bezig met waarnemen. Maar hier is het van belang dat je dit bewust doet. Je kijkt steeds bewust naar wat er met de cliënt of in de groep gebeurt. Het helpt je om de cliënt beter te leren kennen. Je weet wat de cliënt nodig heeft en daarop pas je de begeleiding aan.
Analyseren van gegevens I
Slide 17 - Slide
Met het grootste deel van deze informatie doe je helemaal niets. Je eet bijvoorbeeld een boterham met kaas. Je proeft dit, maar je doet niets met deze informatie. Het is normaal. Ook tijdens je werk ben je steeds bezig met waarnemen. Maar hier is het van belang dat je dit bewust doet. Je kijkt steeds bewust naar wat er met de cliënt of in de groep gebeurt. Het helpt je om de cliënt beter te leren kennen. Je weet wat de cliënt nodig heeft en daarop pas je de begeleiding aan.
Analyseren van gegevens II
Daarnaast bestaat er ook: SWOT-methode.
SWOT komt vanuit het Engels: Strengths, Weaknesses, Opportunities & Threats. Je kijkt naar sterke en zwakke punten van de cliënt. En in zijn omgeving kijk je naar kansen en bedreigingen, die van invloed kunnen zijn op de ontwikkeling of het functioneren van de cliënt.
Even terug naar de cliënt van Maaike.
Slide 18 - Slide
Met het grootste deel van deze informatie doe je helemaal niets. Je eet bijvoorbeeld een boterham met kaas. Je proeft dit, maar je doet niets met deze informatie. Het is normaal. Ook tijdens je werk ben je steeds bezig met waarnemen. Maar hier is het van belang dat je dit bewust doet. Je kijkt steeds bewust naar wat er met de cliënt of in de groep gebeurt. Het helpt je om de cliënt beter te leren kennen. Je weet wat de cliënt nodig heeft en daarop pas je de begeleiding aan.
Analyseren van gegevens II
Slide 19 - Slide
Met het grootste deel van deze informatie doe je helemaal niets. Je eet bijvoorbeeld een boterham met kaas. Je proeft dit, maar je doet niets met deze informatie. Het is normaal. Ook tijdens je werk ben je steeds bezig met waarnemen. Maar hier is het van belang dat je dit bewust doet. Je kijkt steeds bewust naar wat er met de cliënt of in de groep gebeurt. Het helpt je om de cliënt beter te leren kennen. Je weet wat de cliënt nodig heeft en daarop pas je de begeleiding aan.