2.1

2.1 Geld telt 
1 / 10
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 10 slides, with text slides and 1 video.

Items in this lesson

2.1 Geld telt 

Slide 1 - Slide

Doelstelling
Je weet wat voor soorten geld er zijn.
Je weet wat je met geld kan doen.
Begrippen:
Directe ruil en Indirecte ruil
Ruil in natura
Arbeidsverdeling
Chartaal geld en Giraal geld

Slide 2 - Slide

Ruilen
Directe ruil

Indirecte ruil

Slide 3 - Slide

Ruilen
Directe ruil: je ruilt goederen of diensten direct tegen elkaar.
Voorbeeld: Jij helpt jouw klasgenoot met economie en jouw klasgenoot helpt jou met wiskunde.

Indirecte ruil: geld wordt als ruilmiddel gebruikt.
Voorbeeld: Jij betaalt voor bijles economie, de bijlesdocent gaat van dat geld uit eten. Indirect wordt de bijles geruild tegen uit eten, met geld als ruilmiddel

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Chartaal en giraal geld
Chartaal geld: contact geld
Giraal geld: bankrekening / digitaal geld

Slide 6 - Slide

Functies van geld
Ruilmiddel
Rekenmiddel
Spaarmiddel

Slide 7 - Slide

Functies van geld
Ruilmiddel: geld ruilen tegen een product of dienst
Rekenmiddel: een prijs geven aan een product of dienst, hierdoor heeft het een waarde die vergeleken kan worden met andere producten of diensten.
Spaarmiddel: geld sparen op een spaarrekening of ouderwets in een spaarpot zodat je later iets kan kopen.

Slide 8 - Slide

Arbeidsverdeling
Arbeidsverdeling betekent arbeid verdelen over meerdere mensen. De bakker maakt brood, de kapper knipt en de kledingwinkel maakt en verkoopt kleding.

Doordat geld bestaat is het makkelijker om tot arbeidsverdeling te komen, er hoeft niet direct geruild te worden. Anders zou de bakker zijn brood tegen al zijn andere behoeften moeten ruilen.

Slide 9 - Slide

Maken 2.1 helemaal

Slide 10 - Slide