What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
4.8 spelling leerjaar 3
4.8 spelling leerjaar 3
1 / 21
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 3
This lesson contains
21 slides
, with
interactive quizzes
and
text slide
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
4.8 spelling leerjaar 3
Slide 1 - Slide
wat zijn bijvoeglijke naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken
Slide 2 - Quiz
Welk bijvoeglijk naamwoord is een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
De lelijke kast
B
De metalen kast
C
De grijze kast
D
De oude kast
Slide 3 - Quiz
Wat is geen bijvoeglijk naamwoord?
A
groene
B
sterke
C
man
D
boze
Slide 4 - Quiz
1. 'Veel ' en 'weinig' zijn bijvoeglijk naamwoorden. Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over:
A
een zelfstandig naamwoord
B
een werkwoord
C
een lidwoord
D
een telwoord
Slide 5 - Quiz
Wat zijn de bijvoeglijke naamwoorden?
A
zonnige
B
dag
C
zonnige , leren
D
leren
Slide 6 - Quiz
werkwoordspelling tegenwoordige tijd werkwoordspelling
A
Hij zaagd het hout..
B
Hij zaagt het hout.
C
Hij zaagdt het hout.
Slide 7 - Quiz
werkwoordspelling vt
A
Zij begeleiden de vrouw naar huis gisteren
B
Zij begeleidden de vrouw naar huis gisteren.
Slide 8 - Quiz
werkwoordspelling
A
Hij bediend de gasten
B
Hij bedient de gasten
Slide 9 - Quiz
werkwoordspelling
A
Het hout is opgebrandt.
B
Het hout is opgebrand.
Slide 10 - Quiz
Werkwoordspelling
A
Het gebeurt vaak dat ze valt.
B
Het gebeurd vaak dat ze valt.
Slide 11 - Quiz
Werkwoordspelling
A
Hoe oud word je moeder morgen?
B
Hoe oud wordt je moeder morgen?
Slide 12 - Quiz
Werkwoordspelling
A
Er word
B
Er wordt
Slide 13 - Quiz
Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: timen
A
timde
B
timdde
C
timete
D
timede
Slide 14 - Quiz
Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: barbecueën
A
barbecuedde
B
barbecuede
C
barbecuete
D
barbecuette
Slide 15 - Quiz
Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: lunchen
A
lunchte
B
lunchde
C
lunchtte
D
lunchdde
Slide 16 - Quiz
Hoe spel je Engelse werkwoorden?
A
Volgens de Nederlandse spellingsregels
B
Volgens de Engelse spellingsregels
C
Volgens aparte spellingsregels
D
Hangt af van het woord. Sommige spelling volgens Nederlandse regels, andere Engels.
Slide 17 - Quiz
Hoe spel je het Engelse werkwoord?
(cancelen vt) De directeur ... de vergadering.
A
cancelt
B
cancelden
C
cancelen
D
cancelde
Slide 18 - Quiz
Hoe spel je het Engelse werkwoord?
(focussen vt) Hij ... zich zonder telefoon veel beter op zijn werk.
A
focustte
B
focust
C
focuste
D
focussen
Slide 19 - Quiz
Hoe spel je het Engelse werkwoord?
(recyclen vd) We hebben het afval ...
A
gerecyclet
B
gerecycled
C
gerecyceld
D
gerecycelt
Slide 20 - Quiz
Engelse werkwoorden
Jij (deleten-tt)
A
deletet
B
delet
C
deletete
D
delete
Slide 21 - Quiz
More lessons like this
4.8 spelling leerjaar 3
July 2023
- Lesson with
37 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 3
Spelling 4.8 - 3 kader
23 hours ago
- Lesson with
23 slides
Nederlands
Voortgezet speciaal onderwijs
Leerroute 3
Di 22 okt. Spelling bnw en Engelse ww.
October 2022
- Lesson with
33 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
Spelling 4.8
May 2023
- Lesson with
11 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 3
Ma 24 okt. Spelling bnw en Engelse ww.
October 2022
- Lesson with
41 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
Spelling 4.8
March 2024
- Lesson with
18 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 3
4.8 spelling BK
January 2022
- Lesson with
39 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 2
Cursus 7 spelling §10 + §11 + werken aan bewegend beeldverslag
June 2024
- Lesson with
20 slides
Nederands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2