8. Perspectief (p. 34) opdracht 4 en 5
4 In dit fragment is er sprake van een auctoriale verteller. De verteller is alwetend en weet wat er in de toekomst gaat gebeuren. Dit is te zien aan de zin: ‘Inmiddels weten wij, natuurlijk, dat het jongetje het niet haalde’. Ook spreekt de verteller de lezer direct aan met ‘wij’. In het geval van een auctoriale verteller is de verteller niet een personage in het boek.
5 a Het verhaal wordt verteld vanuit een schip. De verteller zegt zelf: ‘Ooit was ik een schip in wording.’ Ook worden er veel beelden gebruikt die te maken hebben met de zee, bijvoorbeeld de golven en een ‘zeemansgraf’.
b Het schip staat in brand en zal over een paar uur zinken (‘over een paar uur, een etmaal hooguit, zullen de golven mij toedekken in een zeemansgraf.’).
c Door een schip als verteller te kiezen, kun je over een langere periode vertellen en meerdere personages aan bod laten komen, wiens levens verder niet direct met elkaar verbonden zijn.