3.4 Formules met letters

1 / 11
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Leerdoelen van de les
Aan het einde van de les:
HAVO
  • Je kunt rekenen met formules en uitdrukkingen waar letters in voorkomen.

Slide 2 - Slide

Planning van de les
TL:
  • Aan de slag met opdrachten van de D-toets
HAVO
  • terugblik op 3.3
  • Uitleg 3.4
  • Opdrachten maken van 3.4
  • Lesafsluiting

Slide 3 - Slide

Planning van de les
TL:
  • Aan de slag met opdrachten van de D-toets

D-toets H2: Opdracht 8 en 9
D-toets H4: Opdracht: 7 t/m 10, 14, 15

Slide 4 - Slide

Terugblikken
  bedrag = 5 + 2 ∙ aantal km is een woordformule.

  • Een woordformule is een som met                                                   meer dan 1 uitkomst.
  • Je stopt er elke keer een andere                                                 waarde in. Hier: aantal km.
  • Je krijgt ook elke keer een andere uitkomst.

Slide 5 - Slide

Letters in formules
1
2
Bij het huren van een spelcomputer hoort de woordformule:

Slide 6 - Slide

Voorbeeld:  ik huur een spelcomputer. De kosten die ik moet betalen zijn te berekenen met de formule:

                                          kosten = 10 + 5∙d

Hoeveel moet ik betalen als ik de spelcomputer 2 dagen huur?

Slide 7 - Slide

huurprijs = 15 + 5∙d

Hoeveel moet ik betalen voor 3 dagen?
A
20
B
10
C
30
D
25

Slide 8 - Quiz

Ander voorbeeld:  Elaine bezorgt pizza's. Het bedrag dat ze verdient is te berekenen met de formule:

                                          bedrag = 4 + 2∙a
a = aantal pizza's.
 Hoeveel verdient ze als ze 10 pizza's bezorgt?

Slide 9 - Slide

Hoeveel verdient Elaine als ze 15 pizza's bezorgt?

bedrag = 4 + 2∙a
A
30
B
35
C
40
D
34

Slide 10 - Quiz

Opdrachten maken
Maak TL: D-toets H2: Opdracht 8 en 9, D-toets H4: Opdracht: 7 t/m 10, 14, 15
 HAVO: opgave van 3.4: Opdracht: 44 t/m 47, 49, t/m 51, 53, 54, 57
Wat niet af is, is huiswerk voor donderdag

Je werkt in stilte en mag even geen vragen stellen.
Je werkt in stilte en mag vragen stellen aan de docent
Je mag overleggen met je buurman/buurvrouw

Slide 11 - Slide